Win-winsituatie met bruine bonen
Ruim dertig jaar geleden sloten mijn ouders hun melkwinkel in Den Haag. Een kwart eeuw waren ze dag en nacht bezig geweest met melk en melkproducten, met kaas en kruidenierswaren. En met hun klanten uiteraard. Maar de supermarkten waren in opkomst, de klandizie liep terug. Mijn vader had een baan gevonden en de winkel moest leeg.
In diezelfde tijd was ik leidster bij een scoutinggroep, die jaarlijks een groot groepsweekend organiseerde. Voor welpen en kabouters, gidsen en verkenners én hun ouders. Dat betekende heel veel brede bruine boterhammen en een warme maaltijd voor 125 personen. Ga daar maar eens aan staan, dachten veel mensen. Maar ik zag het als een uitdaging, want ik had nog nooit voor zoveel mensen gekookt. Bovendien was het een win-winsituatie, want de winkel van mijn ouders moest leeg.
Op de donderdagavond voor het kampeerweekend zette ik de hele voorraad bruine bonen uit de winkel in de week. Een dag later maakte het kooktoestel van mijn moeder overuren: de ene na de andere pan met zacht pruttelende bonen stond op het gas.
Gewapend met een auto vol boodschappen ging ik op zaterdag kamperen. Het keukenteam toog driftig aan de slag met uien, gehakt, tomatenpuree, paprika’s, chilipoeder en groene salade. Alles alweer in enorme hoeveelheden. Wat hadden we een plezier bij al dat hakken, snijden en roeren. En wat makkelijk dat er niets meer hoefde te gebeuren aan de bruine bonen; ze konden er zó bij. Tegen half zeven kon iedereen eten. En de pannen? Die gingen helemaal leeg!
Nog steeds is chili con carne een van de weinige peulvruchtgerechten die mensen kennen. Nog steeds is het lekker, zeker als je wat variaties probeert. Wat te denken van Chili con carne met muntyoghurt?
- Komijnpoeder geeft het echt een extra twist. Aanrader!
- Liever geen vlees? Goed idee! Laat het gehakt weg en voeg avocado toe.
- Niet veel tijd om te koken? Met bruine bonen uit blik is je chili in een half uur klaar. En net zo gezond!
- Meer dan acht eters? Gewoon alles met 15 vermenigvuldigen, dan is het voldoende voor 125 personen.
Eet smakelijk!
Drie gouden regels
Als fietser doe je het niet snel goed. Op de racefiets rij ik te hard en schrikken oudere fietsers van me. Gebruik ik mijn bel om hen op tijd te waarschuwen, dan horen ze het niet. “Je had even moeten bellen”, roepen ze, als ik hen voorbij zoef, uiterst links op het fietspad. Ik neem het advies ter harte en bel een volgende keer wat eerder en iets nadrukkelijker. Zíj kijkt eerst om. En dan nog eens, om het zeker te weten: “Henk, een wielrenner. Even aan de kant”. Intussen zit ik al bijna op hun nek. Dus pas ik vaak de harde aanpak toe: lang van tevoren flink tringelen. De reactie die dat oproept, ken ik inmiddels: “Nou, nou, wat een haast heb je. Hou eens wat meer rekening met anderen!”
Elektrische fietsers in de stad hebben het omgekeerde effect. Ik zwoeg op mijn oude stadsfiets en zij wanen zich ‘king of the road’, met hun stekkerfiets. De ene na de andere senior racet mij zo voorbij. De fiets lijkt op cruise control te staan, doorlopend op de maximumsnelheid. Het reactievermogen van veel e-bikerijders is niet meer honderd procent; de motoriek idem dito. Even over de schouder kijken voor het links afslaan is er ook niet bij. Dat een spiegel aan het stuur dan een handig hulpmiddel is, heeft niemand nog bedacht. Je hand uitsteken als je wilt afslaan? Dat zie ik geen enkele fietser nog doen. Kortom: in de stad ben ik degene die zich groen en geel ergert aan ouderen op hun e-bikes. Ik reageer agressief, terwijl het fietsen mijn hoofd juist leeg moet doen waaien.
Kan het ook anders? Vast! Soms verlang ik terug naar het zuiden van Vietnam; naar Ho Chi Minh City. Die stad is druk, chaotisch zelfs. Auto’s, scooters, brommers en fietsers… Al het verkeer beweegt zich als een zwerm door de straten, in een rustgevend laag tempo. Zo kan het gebeuren dat een flinke groep fietsers en brommers een groot kruispunt gaat oversteken. Van rechts komt een fietser die zich – heel wonderlijk – tussen al het andere verkeer door beweegt. Er valt geen onvertogen woord. Hier gelden kennelijk drie gouden regels om alles in goede banen te leiden: ‘Let alleen op het verkeer voor je’, ‘Geef anderen de ruimte’ en ‘Hou je rustig’. Ik ga dat zelf ook maar eens toepassen. Dan hou ik plezier in het fietsen… en anderen ook.
Regen op zaterdag
Het regent niet vaak op zaterdag en dat is maar goed ook. Ergens in september gebeurde het voor het eerst dit jaar en gisteren heb ik weer een kruisje moeten zetten op de kalender. Géén weer om een heel eind te fietsen of te wandelen. Géén zin om te winkelen of te klussen in huis. Wat dan? Vakantiefoto’s plakken!
Bij het bekijken van de foto’s vergeet ik dat buiten de regen met bakken uit de hemel valt. Ik mijmer weg en denk terug aan al die dagen dat de zon in Frankrijk bijna onbeperkt leek te schijnen. Al bij het opstaan staat hij hoog aan de hemel en dat blijft zo tot de avond. Dan genieten we van wijn, lokale kaasjes en olijven. We fietsen bijna vier weken lang, eten elke dag gebak en stapelen zo energie om al die cols te kunnen bestijgen. De eerste keren is een top die vier kilometer verderop ligt, nog een hele prestatie. Een paar dagen later gaan we onbekommerd van start bij het bordje dat aangeeft dat er nog acht kilometer te gaan is tot de piek. Naar boven rijden is hard werken, vind ik, naar beneden is het alleen maar genieten. Dan lijkt er dubbel zoveel tijd te zijn om rond te kijken. We zien dorpjes die vastgekleefd lijken aan de bergen, de Mont Ventoux van alle kanten, eindeloze hoeveelheden lindenbloesem en rijpe kersen. We rijden tussen grote kuddes schapen en geitjes, maar ook langs velden met felgele bremstruiken. “Ik moet me altijd blijven herinneren hoe de geur is”, denk ik als Bert daar een foto van me maakt.
Ik schrijf die zin op bij een foto in mijn album: ik op de fiets, tussen al dat stralende geel. Buiten regent het nog steeds en wordt het donker. Nog lang niet alle foto’s zijn ingeplakt. Het moet vaker regenen op zaterdag. [1999]