ViaStratova

Home » Posts tagged 'hond'

Tagarchief: hond

Niet cool

20171013 Algemeen Dagblad

Terwijl we koffie drinken, leest mijn vader zijn favoriete artikel voor uit de krantenbijlage van de afgelopen week. Het gaat over een jong stel dat – weloverwogen! – een jonge hond heeft genomen. Een mix van een labarador met van-alles-en-nog-wat. En dat valt niet mee. Het is een verhaal dat me doet denken aan ‘Ik vertrek’: je begint vol goede moed (“Een blije knuffelhond, zo lief”), maar al gauw dient de ene na de andere ramp zich aan.

Ook ouders zullen herkenning vinden in de belevenissen. “De hele nacht janken en joelen. Geen oog dichtgedaan. We waren kapot na de eerste maand. ’s Nachts moesten we er meerdere keren uit voor Freddies plas.” Maar het gaat verder dan dat. Hij poept in de keuken en kijkt dan vol trots. Hij sloopt schoenen en plinten. De schattebout gaat er vandoor met het terrastafeltje van een theehuis, waaraan hij was vastgelegd en belandt met tafel-en-al in een vijver. “De andere bezoekers staken geen poot uit en keken met open mond toe hoe ik er met half afgezakte bikini achteraan ging.” Hilarisch! Ik zou ook rustig toekijken. Je weet maar nooit hoe zo’n hond reageert. Ook het baasje zou je wat naars kunnen toebijten.

Wat me tijdens het voorlezen door mijn vader opvalt, is hoe onze taal is doorspekt (doorspeckt!) met Engelse woorden. De hond zit in de bench. De eerste nachten bij de nieuwe baasjes was cold turkey voor de kleine Freddie. Tijdens een vakantie moesten de oppasouders elke dag filmpjes van hem appen. En had ik al verteld dat er enorm veel babes op Freddie afkomen bij het uitlaten? Mijn vader (87) kent die woorden niet, dus tussendoor geef ik wat uitleg, als een levend woordenboek.

In de reclame en supermarkt is het gebruik van Engelse taal ook gewoon geworden. Het huismerk van Albert Heijn moet kennelijk in heel Europa worden verkocht en heeft deels Engelse namen. In de schappen zie ik prawn crackers, bread sticks en pedal bins. Drie keer raden! Ik gok dat je er minstens eentje fout hebt: kroepoek, soepstengels en pedaalemmerzakken. Gelukkig staan er plaatjes op de verpakking; fijn voor ouderen en laaggeletterden. Columnist Sylvia Witteman ontdekt dat krielaardappeltjes tegenwoordig cherry potatoes heten. Gekker moet het niet worden!

Als ik even later wat mailtjes doorlees, gaat mijn verwondering door. De Wageningse universiteit waar ik studeerde heeft (natuurlijk) Engels als voertaal en noemt zich nu Wageningen University & Research. Hun mailbericht heeft als onderwerp: ‘WUR stijgt in rankings en 100 years WUR’. Inhoudelijk zeg ik: top! Een universiteit van een eeuw oud, die nog steeds hoog in de ranglijsten staat. Maar zo’n titel is echt een flop!

Sandalen

scannen0003

“Het is heel gevaarlijk om te fietsen met sandalen, zoals jullie doen.” We krijgen een ongevraagde advies van een mede-fietser in Maleisië, die al lange tijd onderweg is.

Het maakt me altijd nieuwsgierig als een onbekende zo’n advies geeft. Wij fietsen al maanden met open schoenen. In landen met hoge temperaturen moet ik er niet aan denken om met sokken en dichte schoenen te rijden. Waarom zouden we dat moeten veranderen?

De reden wordt al snel duidelijk: “Een paar maanden geleden heb ik mijn voet gebroken. Het maakte dat ik wekenlang in het ziekenhuis lag en nog steeds heb ik last van de breuk. Vandaar dat ik hier echt niet meer fiets met open schoenen.”

Toch overtuigt dit me niet. Wat was was de oorzaak van die breuk? Ook dat weet de man in een paar zinnen te vertellen. “Ik fietste ’s nachts, zonder licht. En toen reed ik over een dode hond. Zo ben ik gevallen. Met dichte schoenen was mijn voet vast niet gebroken”, besluit hij.

Dan is het onze tijd voor adviezen. De belangrijkste twee passen we al jaren toe: Nooit fietsen zonder verlichting als het donker is. Ook niet ’s nachts doorfietsen tijdens een buitenlandse vakantie. En over een dode hond heen fietsen? Dat moet je al helemaal niet doen!

 

 

 

Knorr

Boerenplein 01“Melkboer, heb je iets voor de mieren?”, vraagt het Surinaamse meisje lijzig van onder haar honderden vlechtjes met gekleurde kraaltjes. “Natuurlijk”, zegt mijn vader, nooit te beroerd voor een grapje. “Wat wil je hebben: suiker, stroop, limonadesiroop?” Haar reactie schalt als een te luide sirene door de winkel: “Neeeee, ik bedoel iets tégen de mieren!” Met lege handen, maar een ervaring rijker verlaat Chiquita even later onze winkel op de hoek.

Als mijn broer en zusjes het hebben over ‘de buurt’, is dat nog steeds de Boerenstraat in Den Haag. Niet de plaats waar ik nu woon en niet de omgeving waar mijn ouders jaren geleden heen zijn verhuisd. ‘Onze’ buurt is de Transvaalwijk van rond 1975. Waar anders woonden mevrouw Moes en mijnheer Nijman? Alleen zij lieten je een bonbon proeven als je in Scouting-uniform ‘een heitje voor een karweitje’ kwam doen. En mevrouw Egberts, die zo verschrikkelijk dik was? Bij haar in huis rook het zó muf dat je altijd een flinke hap lucht nam voordat je naar binnen ging. Of het ‘paarse vrouwtje’? Niet alleen haar vest, maar werkelijk alle kleedjes in haar huis waren gehaakt van paars garen. Altijd wekte ze de indruk dat ze kort geleden in de straat was komen wonen; ze kende immers niemand. In werkelijkheid woonde ze er al dertig jaar, sinds het bombardement van het Bezuidenhout. In loop van de jaren veranderde de straat en werd het zeer multicultureel. En zo kwamen ook de Pakistaanse buurman, de Turken van verderop en de Surinaamse gezinnen voor boodschappen bij ons; bij de melkboer op de hoek.

Op een dag vertelt een ouder echtpaar dat ze een hond willen nemen. Mijn vader is gewend om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Opa en oma hebben immers nog een vuilnisbakkie lopen en zo verhuist het beestje van een boerderij naar de grote stad. Maar het stel wil het hondje uiteindelijk niet; ze vinden hem te oud. Díe dag krijgen alle kinderen na het afrekenen de vraag of ze het hondje willen hebben. “Ja, leuk”, is het antwoord dan, maar steevast komt het beestje na een te korte wandeling weer terug. “Het mag niet van mijn moeder, melkboer.” Uiteindelijk neemt ome Jan hem mee. Hij vind het wel gezellig, zo’n hondje in huis. Hij noemt hem Porky en mijn ouders houden er een goede klant aan over. Voor Porky geen voer uit blik. Nee, ome Jan koopt een paar keer per week een pond gebraden varkensfricandeau voor hem; de duurste vleeswaar die we verkopen.

Op verjaardagen doen dit soort verhalen het nog steeds goed. Zelfs op het werk kan ik ze als voorbeeld gebruiken. Natuurlijk kun je zeggen dat moslims geen varkensvlees eten. Maar het beklijft veel beter als ik vertel hoe dat bij ons in de winkel tot uiting kwam. Een Turkse man komt voor een pakje soep. Mijn moeder vraagt hem welk merk het moet zijn: California of Knorr. Ze ziet hem bedenkelijk kijken. Knorr? Dat kan niet goed zijn voor een moslim! “California”, zegt hij beslist.