Home » Dichtbij
Categorie archief: Dichtbij
Niet cool
Terwijl we koffie drinken, leest mijn vader zijn favoriete artikel voor uit de krantenbijlage van de afgelopen week. Het gaat over een jong stel dat – weloverwogen! – een jonge hond heeft genomen. Een mix van een labarador met van-alles-en-nog-wat. En dat valt niet mee. Het is een verhaal dat me doet denken aan ‘Ik vertrek’: je begint vol goede moed (“Een blije knuffelhond, zo lief”), maar al gauw dient de ene na de andere ramp zich aan.
Ook ouders zullen herkenning vinden in de belevenissen. “De hele nacht janken en joelen. Geen oog dichtgedaan. We waren kapot na de eerste maand. ’s Nachts moesten we er meerdere keren uit voor Freddies plas.” Maar het gaat verder dan dat. Hij poept in de keuken en kijkt dan vol trots. Hij sloopt schoenen en plinten. De schattebout gaat er vandoor met het terrastafeltje van een theehuis, waaraan hij was vastgelegd en belandt met tafel-en-al in een vijver. “De andere bezoekers staken geen poot uit en keken met open mond toe hoe ik er met half afgezakte bikini achteraan ging.” Hilarisch! Ik zou ook rustig toekijken. Je weet maar nooit hoe zo’n hond reageert. Ook het baasje zou je wat naars kunnen toebijten.
Wat me tijdens het voorlezen door mijn vader opvalt, is hoe onze taal is doorspekt (doorspeckt!) met Engelse woorden. De hond zit in de bench. De eerste nachten bij de nieuwe baasjes was cold turkey voor de kleine Freddie. Tijdens een vakantie moesten de oppasouders elke dag filmpjes van hem appen. En had ik al verteld dat er enorm veel babes op Freddie afkomen bij het uitlaten? Mijn vader (87) kent die woorden niet, dus tussendoor geef ik wat uitleg, als een levend woordenboek.
In de reclame en supermarkt is het gebruik van Engelse taal ook gewoon geworden. Het huismerk van Albert Heijn moet kennelijk in heel Europa worden verkocht en heeft deels Engelse namen. In de schappen zie ik prawn crackers, bread sticks en pedal bins. Drie keer raden! Ik gok dat je er minstens eentje fout hebt: kroepoek, soepstengels en pedaalemmerzakken. Gelukkig staan er plaatjes op de verpakking; fijn voor ouderen en laaggeletterden. Columnist Sylvia Witteman ontdekt dat krielaardappeltjes tegenwoordig cherry potatoes heten. Gekker moet het niet worden!
Als ik even later wat mailtjes doorlees, gaat mijn verwondering door. De Wageningse universiteit waar ik studeerde heeft (natuurlijk) Engels als voertaal en noemt zich nu Wageningen University & Research. Hun mailbericht heeft als onderwerp: ‘WUR stijgt in rankings en 100 years WUR’. Inhoudelijk zeg ik: top! Een universiteit van een eeuw oud, die nog steeds hoog in de ranglijsten staat. Maar zo’n titel is echt een flop!
Veel papier en plezier op CODA Camping
“Wie heeft er altijd al van gedroomd om in een museum te slapen?”, vroeg CODA Museum bij de afsluiting van de succesvolle expositie CODA Paper Art. Dat was niet tegen dovenmansoren gezegd: ruim twintig liefhebbers mochten komen. Ze konden ervaren hoe het is in een kartonnen tent te slapen én een nacht in het museum door te brengen.
Spannend, een nachtje kamperen in eigen stad. En CODA had inderdaad een echte camping gemaakt: 13 kartonnen KarTenten, waarvan er deze zomer ook een in het museum stond als onderdeel van de tentoonstelling CODA Paper Art. De sfeer zat er gelijk goed in. Hoe kon dat ook anders, met al die palmbomen, kussens en camping-stoeltjes, zaklantaarns en lampjes. Lekker chillen!
De campinggasten hadden allemaal een donatie gedaan voor Serious Request Apeldoorn 2017. Zo was een mooie mix ontstaan van kinderen en volwassenen. Het programma dat de CODA-medewerkers hadden samengesteld, was net zo afwisselend. Want op welke camping heb je op één avond een bijzonder concert, verhalen bij het kampvuur en volop knutselen en spelletjes doen?
Maar het begon natuurlijk met de kartonnen tent. Ruimte voor twee personen, ingericht met een dik luchtmatras en voorzien van slaapzakken. “Hoe vaak heb je vandaag gevraagd wanneer jullie naar de camping zouden gaan”, werd er gevraagd aan een van de jongste kampeerdertjes. “Wel 100 keer!”, verzuchtte ze. Maar nu was het zover. Een van de oudere kinderen begon direct met het versieren van zijn onderkomen: naam erop en wat aanvullende – maar tegenstrijdige – mededelingen. ‘Niet inkomen a.u.b. privé’ stond erop. Maar ook ‘Welkom’. Andere tenten waren versierd met bloemetjes en er ontstond tijdens de zaterdagavond zelfs een tent met een complete wereldkaart.
De hele kampeerclub ging eerst naar het optreden van vier jonge slagwerkers van het Nationaal Jeugd Orkest. Prachtig spel! Zelfs papier werd tijdens één van de nummers als instrument gebruikt; helemaal passend bij CODA Paper Art!
Later op de avond werd het ouderwets gezellig. Lekker tekenen, een kaart schrijven naar opa en oma of de buren – dat hoort immers bij op vakantie gaan. Maar ook gezelschapsspelletjes doen of een potje kaarten. En de spannende verhalen van de verteller van het Vertelgenootschap Apeldoorn maakte de dag compleet.
De nacht verliep rustig, al sliep lang niet iedereen goed. Hoe kan het ook: in een vreemde omgeving, een tent die rare geluiden maakt … En toch was het de volgende ochtend alweer vroeg een vrolijke boel: er was een heuse markies die iedereen luidruchtig kwam wekken en nog voor het uitgebreide ontbijt een eindeloze reeks verhalen voorlas. Jong en oud zaten gebiologeerd én geamuseerd te luisteren. Na het ontbijt was het tijd om naar huis te gaan. En zo denken we terug aan veel papier en vooral veel plezier op de CODA Camping!
Beschuit met muisjes
Mijn moeder kan het zich absoluut niet herinneren, terwijl haar geheugen prima in orde is. Ook mijn oudste zus weet er niets van. Jammer, want samen zouden we vast meer details boven water kunnen toveren. Ik weet het nog als de dag van gisteren en toch is het vandaag precies vijftig jaar geleden.
Donderdagavond 27 april 1967, rond de klok van negen uur. Mijn zusje en ik liggen in bed. Misschien zijn we zelfs al in slaap gedommeld. Logisch, want we zijn 9 en 8 jaar oud, en moeten de volgende dag gewoon naar school. Mijn moeder komt ons slaapkamertje binnen en maakt ons wakker. “Jullie mogen even uit bed komen, want er is een prinsje geboren”, zegt ze. Slaperig en in onze pyjamaatjes gaan we naar de huiskamer. Daar staat een bord met beschuit en muisjes. Dat gaat er wel in! We kijken nog wat naar het televisiejournaal en kruipen dan weer in bed. Een prinsje! Een echt prinsje!
Pas vandaag ga ik op zoek naar oude beelden. Een mooi YouTube-filmpje geeft de sfeer van die tijd goed weer. Journalisten in lange regenjassen en hoeden op. Feest op straat in Utrecht, vlak bij het ziekenhuis. Er is heel wat veranderd in een halve eeuw.
In een digitale krant van 28 april krijgt de geboorte van het prinsje uiteraard alle aandacht. Het is niet alleen een kroonprinsje, maar ook de eerste Nederlandse prins sinds 116 jaar. Binnen de familie van prins Claus is het echter dubbel feest: de zus van prins Claus heeft op dezelfde dag ook het leven geschonken aan een zoon. Kortom: oma Von Amsberg heeft er op een dag twee kleinzoons bij. Zou zij ook beschuit met muisjes gegeten hebben?
YouTube-filmpje over de gebeurtenissen rond de geboorte van Willem-Alexander.
Slappeling
In de boekenwinkel zie ik hem al liggen, als ik wat extra wachttijd heb op het treinstation. Best wel een dik boek, voor iemand die het druk heeft of met het gevoel druk te zijn. En de titel klinkt bijna als een aanklacht: ‘Druk zijn is voor slappelingen’.
Met nog een meter boeken op en onder mijn nachtkastje, weet ik direct dat ik het boek niet zal kopen. Maar als ik een paar dagen later een artikel over het boek tegenkom, hap ik meteen toe. Ik heb het best eens druk, maar ben zeker geen slappeling en dat wil ik graag bevestigd zien.
Het artikel bevat eigenlijk twee adviezen:
1. Stop met het eindeloos e-mailen en steeds weer checken van nieuwe berichten. Gebruik eventueel technologische hulpmiddelen om verplicht offline te gaan.
2. Focus je op een of een paar dingen waar je goed in bent, waar je in wilt uitblinken en waar je gelukkig van wordt. Accepteer dat al het andere soms minder goed gaat.
Zo, dat is lekker overzichtelijk. Aan de slag!
Ondanks drukte nog tijd voor het lezen van het artikel ‘Druk zijn is voor slappelingen’ in Intermediair Magazine? Kijk op http://www.intermediair.nl/weekblad/20160324/#2
Getriggerd tot het lezen van het hele boek? Maak dan eerst een wandeling of een fietstochtje naar de boekhandel. Nee, niet met de auto. Je bent toch geen slappeling!
Geen Blokker-hart
V&D is failliet en ook met Blokker gaat het niet goed, lees ik op zaterdagmorgen in de krant. Maar het roer gaat radicaal om bij de huishoudketen: het logo wordt moderner en de winkels moeten kwaliteit uitstralen. Intussen worden er opnieuw een paar honderd mensen ontslagen. Ik hoop voor alle betrokkenen dat het lukt.
Op zaterdagmiddag ben ik in een Blokker-winkel. Voor mij bij de kassa staat een vader die een grote doos wil afrekenen. Ik weet niet precies wat erin zit; een of ander huishoudelijk apparaat met een stekker eraan, lijkt me. “Dat is 37,95”, zegt de medewerker achter de kassa. Het is een jongen van een jaar of 18. Misschien een medewerker; hij zou ook stagiair kunnen zijn. “Hee, dat is vreemd”, zegt de man. In het rek staat dat het 35 euro kost.” Hij kijkt zijn kinderen aan. De jongen en het meisje van een jaar of 16 knikken bevestigend. “De kassa zegt toch echt 37,95,” herhaalt de kassamedewerker, “en dat is de prijs.” Er gebeurt even niets.
Dan loopt de zoon naar het pad waar de doos vandaan komt, maakt een foto met zijn mobieltje en komt terug met het bewijs. Op het prijskaartje staat 34,95. Hij laat de foto zien aan de jongen achter de kassa. Die reageert alleen door zijn schouders op te halen. “Ja, dat vind ik toch vervelend,” zegt de vader weer. “Ik vond het eigenlijk al wat te duur en nu gaat het nog meer kosten.” Er gebeurt niets. De jongen maakt geen verontschuldiging omdat er kennelijk een prijskaartje in de winkel staat dat niet klopt. Hij doet geen poging om zijn leidinggevende te laten bemiddelen of de zaak op een andere manier op te lossen. “Dit staat in de kassa en dat is de prijs.” De vader keert zich om en samen met zijn kinderen verlaat hij de winkel. Zonder iets te kopen.
Ik zie het met verbazing gebeuren en kan het niet laten er iets van te zeggen. “Dat is nou ook wat zeg! Dat je zo’n klant voor 3 euro laat lopen.” De jongen blijft onbewogen. Op zijn gezicht zie ik totaal geen emotie. Ik reken af en betaal een euro. Gelukkig staat het goed in de kassa.
Ik hoop oprecht dat de winkelketen het gaat redden met een nieuw ‘look’ en een kwalitatief hoogwaardig assortiment. Maar als personeel met jarenlange ervaring en een ‘Blokker-hart’ wordt ontslagen, blijven er medewerkers over die geen gevoel hebben voor service en die klanten niet kunnen adviseren. Ik heb er een hard hoofd in …
Twee weken later zie ik onderstaand filmpje, dat half april is uitzonden op het NOS journaal. Nu vrees ik dat het op alle fronten mis gaat.
Giro-roze
Afgelopen week was ik bij het Schrijfcafe, met als thema fietsen en de Giro d’Italia. (Hoe kan het ook anders, in de aanloop naar het spektakel begin mei.) In korte tijd schreef ik verschillende korte teksten en zelfs gedichtjes. Geen rijmelarij, maar andere vormen. Erg leuk om mee bezig te zijn en dat vonden de andere deelnemers ook.
Een deel van mijn resultaat:
WOORDGEDICHT
Voor een woordgedicht kies je een willekeurig woord. De losse letters daarvan schrijf je ieder op een nieuwe regel. Daarna ga je aan de slag om elke regel te laten beginnen met de letter op die regel. Sluit af met het beginwoord.
WILDBREISELS
W Wind
I In de wielen
L Langs de wildbreisels
D De vrolijk versierde
B Brede straten, een
R Roze route
E En enthousiaste mensen
I In de
S Stad Apeldoorn, de
E Enige plaats in het
L Land, waar de Giro d Italia
S Start
WILDBREISELS
TWEE ELFJES
Een ‘elfje’ is een wooordgedicht met 5 regels en een een vast aantal woorden per regel (resp. 1-2-3-4-1), zodat het totaal 11 is. Vandaar de naam van deze dichtvorm.
Fiets
Twee wielen
Langzaam of snel
Voor mij symbool van
Onafhankelijkheid
Giro
In Apeldoorn
Iedereen in actie
Voor een geweldig feest
Knalroze
Nu even niet
Vol trots draag ik mijn blauwe IkPas-bandje. Het is een handig hulpmiddel om andere mensen te laten weten dat ik 40 dagen geen alcohol drink. Maar dat valt me niet altijd mee.
‘Denk na over wat je gaat drinken als alternatief voor alcohol’, is een van de IkPas-adviezen bij de start. Dat doe ik en dus bestel ik sinaasappelsap bij kroegbaas Jan. Het lijkt me een goed begin van een lange avond met vrienden. “Ik zal eens even kijken of ik dat wel heb”, is zijn eerste reactie. Kennelijk verkoopt hij het liefst bier. “Ach,” zegt Conny, “toen ik net vroeg om Campari, zei Jan hetzelfde.” Maar het zit goed met de voorraad en zo zitten de mannen aan het bier, Conny aan haar rode drankje en ik met een sapje.
Zaterdag in de pizzeria kan ik mijn familieleden ook niet verleiden om met me mee te doen. Integendeel zelfs. “Wij drinken jouw deel van de wijn wel op, hoor”, zegt mijn zusje opgewekt. Als mijn glaasje fris even later leeg is, heb ik wel zin in wat water bij mijn pizza. De serveerster is echter onverbiddelijk: hier wordt geen kraanwater geschonken. Ik kan kiezen uit bronwater met of zonder prik. Maar nee, dat is tegen mijn principe. Het is kraanwater of niets. Ik blijf dus op een droogje zitten. Ja, die principes…
Natuurlijk ben ik vol goede moed begonnen en zal ik het echt volhouden. Met de ervaring van vorig jaar, weet ik nu dat eten met mijn eetgroep volgende week reuze gevaarlijk kan zijn. Toen zei ik daar zonder nadenken “Ja hoor” toen me werd gevraagd of ik een glaasje witte wijn wilde. En pas bij het tweede glaasje ging ik nadenken. Zo gaat het dus, dacht ik toen. Het is ook zo gewoon, zo gemakkelijk. Maar nu even niet!
Goudgele taxi
Reizen met de trein is beslist geen straf. Natuurlijk, een enkele keer is-ie te laat en sta ik te blauwbekken op een winderig perron. Een heel enkele keer komt de trein helemaal niet. Maar over het algemeen bof ik; op mijn route in spitsuren van A naar B sta ik nooit opgehokt.
Een ritje in de trein is dus een relaxed begin van de dag, met een krant of tijdschrift. Je hoort en ziet andere passagiers en treinpersoneel. Maar wat je hoort is niet altijd voor iedereen bestemd. Ik herinner me nog een tenenkrommende situatie van een aantal jaren geleden. Mobiele telefoons zijn dan al gemeengoed; stiltecoupes nog niet. In de trein zit een meisje met een enorm Haags accent met haar Twentse vriend. Zij belt, terwijl ze zelf niet in de gaten heeft dat ze erg hard praat: “Ja, maar mam, ik kan er toch ook niets aan doen dat ik ongewild zwanger ben geworden.” De hele coupe moet meeluisteren…
Een ander moment in de goudgele taxi. (Prachtige term, die ik ooit hoorde van een student.) Mijn trein moet wachten op een aansluiting en het treinpersoneel overlegt wat. De een: “Het stoptreintje is te laat. Heeft wurgcontract met Connexxion.” De ander reageert: “Ja, ik heb contact gehad. Ze noteren het en dat gaat dan naar de evaluatie. Dat is het ronde archief.” Duidelijk gevalletje waarbij het knopje van de intercom vergeten is…
Toch is er ook wel vrolijks onderweg. Gisteren klonk direct na een overstap een opgewekt omroepbericht: “Goedendag. Vandaag is er railcatering in de trein en die cateraar ben ik! Zo dadelijk kom ik bij u langs met dranken en versnaperingen, die u natuurlijk ook wilt hebben.” En even later stapt er inderdaad een hipster de coupe binnen, die zich nogmaals op onconventionele wijze voorstelt. “Goedendag, hier ben ik: uw favoriete railcateraar! Ik heb koffie, thee, frisdranken, gevulde koeken en andere primaire levensbehoeften, zoals powerbanks om uw mobiele apparaten weer tot leven te wekken.” Ik vind het een geweldige introductie! Misschien heeft deze jongen de baan geaccepteerd bij gebrek aan iets anders. Wellicht is dit niet zijn route naar een gloedvolle carrière. Maar hij maakt er wat van. Dat wil ik vaker horen!
Win-winsituatie met bruine bonen
Ruim dertig jaar geleden sloten mijn ouders hun melkwinkel in Den Haag. Een kwart eeuw waren ze dag en nacht bezig geweest met melk en melkproducten, met kaas en kruidenierswaren. En met hun klanten uiteraard. Maar de supermarkten waren in opkomst, de klandizie liep terug. Mijn vader had een baan gevonden en de winkel moest leeg.
In diezelfde tijd was ik leidster bij een scoutinggroep, die jaarlijks een groot groepsweekend organiseerde. Voor welpen en kabouters, gidsen en verkenners én hun ouders. Dat betekende heel veel brede bruine boterhammen en een warme maaltijd voor 125 personen. Ga daar maar eens aan staan, dachten veel mensen. Maar ik zag het als een uitdaging, want ik had nog nooit voor zoveel mensen gekookt. Bovendien was het een win-winsituatie, want de winkel van mijn ouders moest leeg.
Op de donderdagavond voor het kampeerweekend zette ik de hele voorraad bruine bonen uit de winkel in de week. Een dag later maakte het kooktoestel van mijn moeder overuren: de ene na de andere pan met zacht pruttelende bonen stond op het gas.
Gewapend met een auto vol boodschappen ging ik op zaterdag kamperen. Het keukenteam toog driftig aan de slag met uien, gehakt, tomatenpuree, paprika’s, chilipoeder en groene salade. Alles alweer in enorme hoeveelheden. Wat hadden we een plezier bij al dat hakken, snijden en roeren. En wat makkelijk dat er niets meer hoefde te gebeuren aan de bruine bonen; ze konden er zó bij. Tegen half zeven kon iedereen eten. En de pannen? Die gingen helemaal leeg!
Nog steeds is chili con carne een van de weinige peulvruchtgerechten die mensen kennen. Nog steeds is het lekker, zeker als je wat variaties probeert. Wat te denken van Chili con carne met muntyoghurt?
- Komijnpoeder geeft het echt een extra twist. Aanrader!
- Liever geen vlees? Goed idee! Laat het gehakt weg en voeg avocado toe.
- Niet veel tijd om te koken? Met bruine bonen uit blik is je chili in een half uur klaar. En net zo gezond!
- Meer dan acht eters? Gewoon alles met 15 vermenigvuldigen, dan is het voldoende voor 125 personen.
Eet smakelijk!
Drie gouden regels
Als fietser doe je het niet snel goed. Op de racefiets rij ik te hard en schrikken oudere fietsers van me. Gebruik ik mijn bel om hen op tijd te waarschuwen, dan horen ze het niet. “Je had even moeten bellen”, roepen ze, als ik hen voorbij zoef, uiterst links op het fietspad. Ik neem het advies ter harte en bel een volgende keer wat eerder en iets nadrukkelijker. Zíj kijkt eerst om. En dan nog eens, om het zeker te weten: “Henk, een wielrenner. Even aan de kant”. Intussen zit ik al bijna op hun nek. Dus pas ik vaak de harde aanpak toe: lang van tevoren flink tringelen. De reactie die dat oproept, ken ik inmiddels: “Nou, nou, wat een haast heb je. Hou eens wat meer rekening met anderen!”
Elektrische fietsers in de stad hebben het omgekeerde effect. Ik zwoeg op mijn oude stadsfiets en zij wanen zich ‘king of the road’, met hun stekkerfiets. De ene na de andere senior racet mij zo voorbij. De fiets lijkt op cruise control te staan, doorlopend op de maximumsnelheid. Het reactievermogen van veel e-bikerijders is niet meer honderd procent; de motoriek idem dito. Even over de schouder kijken voor het links afslaan is er ook niet bij. Dat een spiegel aan het stuur dan een handig hulpmiddel is, heeft niemand nog bedacht. Je hand uitsteken als je wilt afslaan? Dat zie ik geen enkele fietser nog doen. Kortom: in de stad ben ik degene die zich groen en geel ergert aan ouderen op hun e-bikes. Ik reageer agressief, terwijl het fietsen mijn hoofd juist leeg moet doen waaien.
Kan het ook anders? Vast! Soms verlang ik terug naar het zuiden van Vietnam; naar Ho Chi Minh City. Die stad is druk, chaotisch zelfs. Auto’s, scooters, brommers en fietsers… Al het verkeer beweegt zich als een zwerm door de straten, in een rustgevend laag tempo. Zo kan het gebeuren dat een flinke groep fietsers en brommers een groot kruispunt gaat oversteken. Van rechts komt een fietser die zich – heel wonderlijk – tussen al het andere verkeer door beweegt. Er valt geen onvertogen woord. Hier gelden kennelijk drie gouden regels om alles in goede banen te leiden: ‘Let alleen op het verkeer voor je’, ‘Geef anderen de ruimte’ en ‘Hou je rustig’. Ik ga dat zelf ook maar eens toepassen. Dan hou ik plezier in het fietsen… en anderen ook.
Bekeurd in België
Toen ik een jaar of twintig was, fietste ik bijna elke zomervakantie één of twee weken. De ene keer met een zusje, het andere jaar met een vriendin, en vaak met allebei. Vooral in het begin bleven we in Nederland: een rondje IJsselmeer, een tocht naar Terschelling of kriskras door Brabant. Later verlegden we onze grenzen. Via de Zuid-Hollandse, Zeeuwse en Belgische kust kwamen we bijvoorbeeld in een dorpje net over de Franse grens terecht. Mijn zusje toverde toen, tot ieders verrassing, een paar Franse franken tevoorschijn. Op een zonnig terrasje genoten we van een echte ‘café au lait’, om direct daarna de grens weer over te steken – voor de reis terug. De foto’s van die eerste vakanties zijn inmiddels vervaagd maar bepaalde herinneringen zeker niet.
In het fotoboek heb ik een ontvangstbewijs geplakt. ‘Koninkrijk België’, ‘Politie van Verkeer’ en ‘onmiddellijke inning in geld’. Resultaat van een vakantie met fietsvriendin Ans in 1987, die door het stadje Leopoldsburg leidde. Terwijl ik een eenrichtingsbord negeerde en tegen het verkeer in fietste, kwam een politieauto ons tegemoet. Een agent met grote krulsnor stapte uit en hield ons staande. En dat niet alleen: we werden gesommeerd mee te gaan naar het kantoor van de rijkswacht, direct om de hoek. De fiets moest op de binnenplaats geparkeerd worden en het zware metalen hek viel met een klap achter ons dicht. Boeink! Ik voelde me een zware crimineel.
Eenmaal binnen wees snorremans ons twee stoelen en ging zelf aan de andere kant van het eikenhouten bureau zitten om uit te leggen dat we in overtreding waren geweest. Ja, ja, dat was dan wel zo, maar in Nederland zou dat snel op straat even afgehandeld worden. Intussen had Ans me fijntjes laten weten dat het dom was geweest om een eenrichtingsstraat in te rijden. “En jij dan?,” was mijn verweer. “Jij fietst constant door rood.” Maar nee, dit was anders, want nu waren we in België en daar werd streng op buitenlanders toegezien. “De ANWB waarschuwt daar vaak genoeg voor in haar blad,” zei Ans nog. Alles goed een wel, maar die stukjes had ik niet gelezen.
Onze stemming daalde en bereikte even later het nulpunt. Bromsnor had de nodige papieren ingevuld en liet ons weten dat we elk 750 Belgische francs (zo’n 40 gulden) moesten betalen. Ik kon mijn oren niet geloven en we vonden het belachelijk veel geld. In Nederland waren we misschien met 15 gulden beboet, maar zeker niet meer, was onze stellige overtuiging. Een praktisch probleem was dat we dat bedrag niet meer bij ons hadden in Belgisch geld, maar na overleg met zijn superieur konden we ook met Nederlands geld betalen. Met flink veel tegenzin legden we samen 80 gulden op het bureau en in ruil daarvoor kregen we elk een ontvangstbewijs dat we goed moesten bewaren. “Tot wanneer?,” vroeg ik, alsof dat een logische vraag was op dat moment. Het antwoord staat in mijn geheugen gegrift: “Tot ver in de jaren negentig,” klonk het op zijn Vlaams en met veel nadruk op ‘ver’. Hoewel we boos waren op de rijkswacht, ik kwaad was op mezelf en we echt baalden dat we zó snel zoveel geld kwijt waren, moesten we allebei moeite doen om niet in lachen uit te barsten. De jaren negentig? Die waren voor ons gevoel nog oneindig ver weg!
Inmiddels heeft het ontvangstbewijs de eenentwintigste eeuw moeiteloos gehaald. Bovendien heb ik in Nederland verschillende bekeuringen gehad in de tijd dat ik een auto had; nooit voor overtredingen met de fiets. Maar zo’n simpel papiertje zoveel jaren bewaren? Daarvoor moet je in België zijn. Of naïef, zoals ik.
In de bonen
2016 is uitgeroepen tot het Jaar van de Peulvruchten. En niet alleen in Nederland. Het is een initiatief van de Verenigde Naties, en dus: International Year of the Pulses. Weer een nieuw woord geleerd, want dat ‘pulses’ zat niet in de woordenlijst op de middelbare school. Wel vraag ik me af wat Bartje (“Ik bid nie veur brune bonen”) ervan vindt. Het jochie laat al jaren niet meer van zich horen; heeft zeker geen Twitter-account. Ik ga desondanks enthousiast aan de slag om regelmatig iets met bonen te maken.
Huisgenoot Bert stribbelt wel wat tegen. Elke week? Oké, we beginnen op halve kracht. Elke twee weken iets met peulvruchten moet toch kunnen? Vooral nu ik weet dat er meer te kiezen valt dan alleen de bekende gedroogde peulvruchten: bruine bonen, erwten, kapucijners, linzen en kikkererwten. Het kunnen ook verse peulvruchten zijn: doperwten, peulen, sperziebonen en kousenband.* Of kiemgroente: alfalfa en taugé. En dan zijn er nog sojaproducten: miso, sojabonen, sojadrink, sojameel, sojasaus, tempeh en tofu. Zelfs pinda’s kunnen (ja, echt waar), want die zijn biologisch gezien onderdeel van de peulvruchtenfamilie. Dit hele overzicht las ik op de website I am a foodie.
Op de website van Allerhande deed ik een nog een verrassender ontdekking. Als je daar de zoektekst ‘peulvrucht’ intypt, komt er – naast de bekende bonenschotels – ook rijstevlaai tevoorschijn. Nou, daar kan ik Bert wel mee plezieren… Totdat blijkt dat de gedroogde bonen in dat recept alleen nodig zijn om de taartbodem in vorm te houden.
Dus maak ik in de eerste week van het jaar een vrolijk bonenmengsel met mais, paprika, nog meer kleurigs en flink wat pittigheid. Heerlijk met Mexicaanse taco’s, een beetje zure room en geraspte kaas. En vanavond zet ik mijn eetgroep een nieuw experiment voor. Officieel is het ‘Beansalad in a jar’; bij mij wordt het gewoon ‘Bonensalade in een glaasje’. Daarvan heb ik nog geen foto, maar voor inspiratie kun je een kijkje nemen op de website van de Bruine Bonenbende (portfolio/beansalad-in-a-jar). Eet smakelijk!
∗ Toen deze tekst al klaar was, hoorde ik van mensen die het ook kunnen weten dat groenten als sperziebonen niet onder peulvruchten vallen. Dat geldt alleen voor de boontjes in de peul. Sperziebonen zijn groenten.
Geen BH-dag
Wie kent ze niet: het ‘Jaar van de ouderen’, de ‘Week van de Lentekriebels’ en ‘Nationale Gedichtendag’? Inderdaad: in 2012 stonden de senioren het hele jaar extra in de belangstelling; van 14 tot 18 maart 2016 is er elke dag een les over relaties en seksualiteit voor kinderen in het basisonderwijs; op 28 januari zijn er vast meerdere mooie gedichten in de media.
Alle dagen, weken en maanden die worden georganiseerd door bedrijven of organisaties staan sinds een paar jaar op een grote kalender. Want er is zo ongeveer een vierkante meter papier nodig om al die thema’s op een rijtje te krijgen. Handig is dat de kalender niet alleen op papier bestaat, maar dat-ie ook op internet te vinden is (http://www.issuekalender.nl/).
Voor lollige BN-ers kan elke dag of week aanleiding zijn voor een grapje. Zo twitterde Raemon Sluiter (@raemonsluiter) op 4 januari: “Lees net dat het vandaag Wereld Braille Dag is. Zal alles wel tot in de puntjes geregeld zijn.” Dat belooft nog wat voor Niet-Winkeldag (26 november) en de Europese dag van Alarmnummer 112 (op 11 februari, inderdaad: 11-2).
Op de website kun je over elk thema nog iets extra’s lezen of de dagen per categorie tevoorschijn toveren. Wel bijzonder dat de Week van de Psychiatrie onder ‘overig’ te vinden is, terwijl er ook een categorie ‘welzijn en gezondheid’ is. Een suggestie van mijn kant zal vast helpen om dat te veranderen… Voor de ‘geen BH-dag’ is de keuze moeilijker: ‘veiligheid’, ‘welzijn’, ‘kunst en cultuur’? Maar wat is er mis met ‘ontspanning en plezier’ of ‘wetenschap, innovatie en technologie’?
Naast de Issuekalender is er de ‘Nationale Discussie- en Ophefkalender‘, die is samengesteld door een Castricums gemeenteraadslid. Hij voorzag dat er op enig moment in het jaar voor het eerst kerstmuziek gedraaid zou worden of ‘de ergste stormdag ooit’ aan zou breken. Die vaste ritueeltjes heeft hij op een rijtje gezet. Toch haalt deze kalender het niet bij de Issuekalender.
Twee dingen kan ik al verklappen: aan ‘geen BH-dag’ zal ik niet meedoen en een blog over het ‘Jaar van de Peulvrucht’ is in de maak.
Klarenbos
De wandeling vanuit Deventer blijft een van mijn favorieten. Vooral nu het in december ruim boven de tien graden is en het zonnetje deze omgeving nog vriendelijker maakt. Zo nu en dan vaart een schip over de IJssel, alle grote lussen in de rivier volgend. Steeds is er een wijds uitzicht over het boerenland; zo hier en daar een boerderij, wat schapen die vol in de wol zitten en veldjes die omringd zijn door ver uitgegroeide meidoornhagen.
Het tweede deel van de wandeltocht gaat over de Veluwse Bandijk, een zomerdijk die bijna geen routebordjes nodig heeft. Als je goed naar het terrein kijkt, kun je aan het eind van een stukje dijk gewoon zien waar je heen moet om de tocht te vervolgen. Wie denkt dat heel Nederland in cultuur is gebracht, is hier nooit geweest…
Het einde heeft een verrassing in petto. Vlak bij station Klarenbeek wonen de kabouters van het Klarenbos. Een ware surprise, elke keer weer! Langs een bospad van een paar honderd meter is een heel kabouterdorp gebouwd. De vorige keer waren de bewoners volop bezig met de verkiezingen; nu is het hele dorp in kerstsfeer gebracht. Nog steeds zijn er kabouterhuizen met terrasjes, waslijnen en een enkele fiets bij het huis. Maar nu bovenal kerstbomen, kerstballen en kleurige strikken.
De evenementenladder 2015 is actueel. Dit voorjaar was er ‘Heel Klarenbos Hakt’, een wurksjop beeldhouwen door Riet Kleinvliet. Later in het jaar organiseerde bouwmarkt De Malle Moer ‘Heel Klarenbos Lakt’ en vlak voor de zomervakantie was ‘Heel Klarenbos Pakt’ het thema. De jaarlijkse wandeling met de Dorpsraad en D&W heet hier de Zeurtocht. In het dorp is ook een modewinkel: Obesi-Jas. Marloes Dikkerds houdt hier een modeshow. De bossafari is echter afgelast vanwege de winterbandenterugroepactie.
Wie het initiatief heeft genomen voor het Klarenbos, is niet bekend; ook niet bij de echte Klarenbekers. Wat mij betreft mag dat zo blijven. Ik doe een bijdrage in het geldkistje, zodat het Klarenbos vooral kan blijven bestaan.
Knorr
“Melkboer, heb je iets voor de mieren?”, vraagt het Surinaamse meisje lijzig van onder haar honderden vlechtjes met gekleurde kraaltjes. “Natuurlijk”, zegt mijn vader, nooit te beroerd voor een grapje. “Wat wil je hebben: suiker, stroop, limonadesiroop?” Haar reactie schalt als een te luide sirene door de winkel: “Neeeee, ik bedoel iets tégen de mieren!” Met lege handen, maar een ervaring rijker verlaat Chiquita even later onze winkel op de hoek.
Als mijn broer en zusjes het hebben over ‘de buurt’, is dat nog steeds de Boerenstraat in Den Haag. Niet de plaats waar ik nu woon en niet de omgeving waar mijn ouders jaren geleden heen zijn verhuisd. ‘Onze’ buurt is de Transvaalwijk van rond 1975. Waar anders woonden mevrouw Moes en mijnheer Nijman? Alleen zij lieten je een bonbon proeven als je in Scouting-uniform ‘een heitje voor een karweitje’ kwam doen. En mevrouw Egberts, die zo verschrikkelijk dik was? Bij haar in huis rook het zó muf dat je altijd een flinke hap lucht nam voordat je naar binnen ging. Of het ‘paarse vrouwtje’? Niet alleen haar vest, maar werkelijk alle kleedjes in haar huis waren gehaakt van paars garen. Altijd wekte ze de indruk dat ze kort geleden in de straat was komen wonen; ze kende immers niemand. In werkelijkheid woonde ze er al dertig jaar, sinds het bombardement van het Bezuidenhout. In loop van de jaren veranderde de straat en werd het zeer multicultureel. En zo kwamen ook de Pakistaanse buurman, de Turken van verderop en de Surinaamse gezinnen voor boodschappen bij ons; bij de melkboer op de hoek.
Op een dag vertelt een ouder echtpaar dat ze een hond willen nemen. Mijn vader is gewend om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Opa en oma hebben immers nog een vuilnisbakkie lopen en zo verhuist het beestje van een boerderij naar de grote stad. Maar het stel wil het hondje uiteindelijk niet; ze vinden hem te oud. Díe dag krijgen alle kinderen na het afrekenen de vraag of ze het hondje willen hebben. “Ja, leuk”, is het antwoord dan, maar steevast komt het beestje na een te korte wandeling weer terug. “Het mag niet van mijn moeder, melkboer.” Uiteindelijk neemt ome Jan hem mee. Hij vind het wel gezellig, zo’n hondje in huis. Hij noemt hem Porky en mijn ouders houden er een goede klant aan over. Voor Porky geen voer uit blik. Nee, ome Jan koopt een paar keer per week een pond gebraden varkensfricandeau voor hem; de duurste vleeswaar die we verkopen.
Op verjaardagen doen dit soort verhalen het nog steeds goed. Zelfs op het werk kan ik ze als voorbeeld gebruiken. Natuurlijk kun je zeggen dat moslims geen varkensvlees eten. Maar het beklijft veel beter als ik vertel hoe dat bij ons in de winkel tot uiting kwam. Een Turkse man komt voor een pakje soep. Mijn moeder vraagt hem welk merk het moet zijn: California of Knorr. Ze ziet hem bedenkelijk kijken. Knorr? Dat kan niet goed zijn voor een moslim! “California”, zegt hij beslist.