ViaStratova

Home » Blog

Categorie archief: Blog

Preventie gebeurt al: thuis, in de buurt, wijk, dorp en stad

Schermafdruk 2018-03-29 15.57.37

Met stijgende verbazing kijk ik op 28 maart 2018 naar Nieuwsuur. Daar wordt een nieuwe term geïntroduceerd: leefstijlgeneeskunde. Aanleiding hiervoor is een manifest, dat getekend is door een groot aantal deskundigen. De tv-uitzending bestaat uit een reportage vanuit de sportschool en een cardioloog die wordt geïnterviewd in de studio. De oplossing voor mensen met diabetes en hart- en vaatziekten is zo klaar als een klontje: er moet een leefstijlarts komen. Dat is een dokter die zieken gaat vertellen wat ze moeten doen om beter te worden.

Ik heb een heel andere oplossing, die allang bestaat. Maar die wel moet worden gefinancierd en worden bevorderd. Stimuleer dat mensen gezond blijven. Neem maatregelen die die dat mogelijk maakt. Dus overheid: Maak de gezonde keuze ook de makkelijkste keuze. Bevorder preventie dicht bij huis. Het gebeurt immers al: thuis, in de buurt, wijk, dorp en stad.

In de sportschool

Nieuwsuur toont een reportage, gemaakt in Almere. “Als er één plek is waar mensen zich bewust zijn van hun gezondheid, dan is het de sportschool”, laat de voice-over ons weten. De 55-jarige Fred kan dat beamen: “Ik ben natuurlijk mijn hele leven al een beetje aan de zware kant en als je ouder wordt, moet je er toch rekening mee houden dat er dingen kunnen gebeuren. Er kan wat dichtslibben.” We zien hem drie keer de halters opdrukken en moeizaam overeind komen. “In het weekend houdt u ook wel van lekker eten”, is de suggestieve vraag van de interviewer. Dat is een schot in de roos: “Zeker weten: lekker veel vlees, toetjes, lekker gourmetten, spareribs”, somt Fred op. “Dus dat komt helemaal goed. Ik ben een bourgondiër. Ik moet ook leven, hè!” Hij lacht er verontschuldigend bij.

Gezondheidswinst behalen

Daarna is cardioloog Janneke Wittekoek aan de beurt. Zij pleit voor iets heel nieuws: het inzetten van leefstijlgeneeskunde als interventie. Dat doet ze namens veel collega’s waarmee ze een manifest heeft ondertekend. “We kunnen een ongelofelijke gezondheidswinst bereiken door leefstijl in te zetten als interventie. Het kan wel 3 tot 10 miljard aan besparing opleveren aan behandeling bij ziekte”, is haar verwachting. Voor preventie is dat niet doorberekend in een model. Maar toch: “Ook  80% van de hart- en vaatziekten kan worden voorkomen.” Indrukwekkende getallen.

Artsen moeten dus inzetten op leefstijl en mensen eerder bewust maken. “Goede preventie begint met kennis. Het liefst op een leuke manier”, zegt de cardioloog. ”Wil je iemand motiveren om gedrag te veranderen, dan moet je uitleggen welke risicofactoren er zijn.” En dus volgen de tekening van een dichtslibbend bloedvat, een foto met dikke lagen geel cholesterol en een fotoserie van een maanlandschap. Toch niet! Die fotoserie toont het verval van een vaatwand, in zes stappen. Ik wacht op die ‘leuke manier’. Maar die komt niet.

Ken je getallen

De oplossing volgens deze cardioloog: “Je moet je getallen kennen.” Dus volgt een kort college over BMI, cholesterol, bloeddruk en bloedsuiker. Terug in de sportschool blijkt bijna niemand iets te weten over de eigen waarden voor bijvoorbeeld cholesterol en bloedsuiker. Dus moet er een leefstijlarts komen, die op het brede terrein van leefstijl mensen kan adviseren. De belangrijkste stap van probleem naar oplossing wordt overgeslagen. Gezonde mensen komen niet in het ziekenhuis, bij zo’n leefstijlarts. Preventie begint immers dicht bij huis: in je eigen woonomgeving.

Thuis, in de buurt, wijk, dorp en stad

Mijn oplossing is niet een door mij bedachte oplossing. (Ik zeg het er maar even bij.) Hij bestaat al heel lang en wordt onvoldoende gehoord. En zeker niet in geld ‘beloond’. Want preventie vindt echt niet plaats in het ziekenhuis, in de spreekkamer van de medisch specialist.

Preventie gebeurt namelijk op deze (en veel meer) plaatsen:

  • thuis, door ouders die zelf een maaltijd koken voor het gezin en daarmee het goede voorbeeld geven;
  • op school, waar kinderen kraanwater drinken en fruit eten; waar ze leren over gezondheid – in al zijn facetten;
  • in de winkel of op de markt, waar volop verse groenten en fruit te koop zijn;
  • in de sport-, school- en bedrijfskantine waar gezonde producten te koop zijn;
  • in de buurt, waar kinderen spelen en sporten, plezier hebben met elkaar;
  • in een stad of dorp, waar mensen omkijken naar elkaar.

Gezonde keuze de gemakkelijke keuze

Al deze uitingen van preventie worden uitgevoerd door professionals en vrijwilligers. Dáár moet aandacht voor zijn. Om hun werk mogelijk te maken moet de overheid voor financiering blijven zorgen. Maar bovenal moet de overheid maatregelen nemen die hun werk ondersteunen, waardoor de gezonde keuze de gemakkelijkste keuze is. Immers: jong geleerd is oud gedaan!

 

Meer lezen of kijken:

Het manifest over leefstijlgeneeskunde heb ik niet kunnen traceren op internet. Wel het opiniestuk daarover in het Financieel Dagblad van maandag 26 maart 2018:

https://fd.nl/opinie/1247214/leefstijlgeneeskunde-is-nodig-voor-echte-trendbreuk-in-de-zorgkosten

Voor wie de Nieuwsuur-uitzending van woensdag 28 maart 2018 wil terugkijken:

https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2224717-gezonde-leefstijl-kan-tachtig-procent-hart-en-vaatziekten-voorkomen.html

Niet cool

20171013 Algemeen Dagblad

Terwijl we koffie drinken, leest mijn vader zijn favoriete artikel voor uit de krantenbijlage van de afgelopen week. Het gaat over een jong stel dat – weloverwogen! – een jonge hond heeft genomen. Een mix van een labarador met van-alles-en-nog-wat. En dat valt niet mee. Het is een verhaal dat me doet denken aan ‘Ik vertrek’: je begint vol goede moed (“Een blije knuffelhond, zo lief”), maar al gauw dient de ene na de andere ramp zich aan.

Ook ouders zullen herkenning vinden in de belevenissen. “De hele nacht janken en joelen. Geen oog dichtgedaan. We waren kapot na de eerste maand. ’s Nachts moesten we er meerdere keren uit voor Freddies plas.” Maar het gaat verder dan dat. Hij poept in de keuken en kijkt dan vol trots. Hij sloopt schoenen en plinten. De schattebout gaat er vandoor met het terrastafeltje van een theehuis, waaraan hij was vastgelegd en belandt met tafel-en-al in een vijver. “De andere bezoekers staken geen poot uit en keken met open mond toe hoe ik er met half afgezakte bikini achteraan ging.” Hilarisch! Ik zou ook rustig toekijken. Je weet maar nooit hoe zo’n hond reageert. Ook het baasje zou je wat naars kunnen toebijten.

Wat me tijdens het voorlezen door mijn vader opvalt, is hoe onze taal is doorspekt (doorspeckt!) met Engelse woorden. De hond zit in de bench. De eerste nachten bij de nieuwe baasjes was cold turkey voor de kleine Freddie. Tijdens een vakantie moesten de oppasouders elke dag filmpjes van hem appen. En had ik al verteld dat er enorm veel babes op Freddie afkomen bij het uitlaten? Mijn vader (87) kent die woorden niet, dus tussendoor geef ik wat uitleg, als een levend woordenboek.

In de reclame en supermarkt is het gebruik van Engelse taal ook gewoon geworden. Het huismerk van Albert Heijn moet kennelijk in heel Europa worden verkocht en heeft deels Engelse namen. In de schappen zie ik prawn crackers, bread sticks en pedal bins. Drie keer raden! Ik gok dat je er minstens eentje fout hebt: kroepoek, soepstengels en pedaalemmerzakken. Gelukkig staan er plaatjes op de verpakking; fijn voor ouderen en laaggeletterden. Columnist Sylvia Witteman ontdekt dat krielaardappeltjes tegenwoordig cherry potatoes heten. Gekker moet het niet worden!

Als ik even later wat mailtjes doorlees, gaat mijn verwondering door. De Wageningse universiteit waar ik studeerde heeft (natuurlijk) Engels als voertaal en noemt zich nu Wageningen University & Research. Hun mailbericht heeft als onderwerp: ‘WUR stijgt in rankings en 100 years WUR’. Inhoudelijk zeg ik: top! Een universiteit van een eeuw oud, die nog steeds hoog in de ranglijsten staat. Maar zo’n titel is echt een flop!

Veel papier en plezier op CODA Camping

Coda Camping

“Wie heeft er altijd al van gedroomd om in een museum te slapen?”, vroeg CODA Museum bij de afsluiting van de succesvolle expositie CODA Paper Art. Dat was niet tegen dovenmansoren gezegd: ruim twintig liefhebbers mochten komen. Ze konden ervaren hoe het is in een kartonnen tent te slapen én een nacht in het museum door te brengen.

Spannend, een nachtje kamperen in eigen stad. En CODA had inderdaad een echte camping gemaakt: 13 kartonnen KarTenten, waarvan er deze zomer ook een in het museum stond als onderdeel van de tentoonstelling CODA Paper Art. De sfeer zat er gelijk goed in. Hoe kon dat ook anders, met al die palmbomen, kussens en camping-stoeltjes, zaklantaarns en lampjes. Lekker chillen!

De campinggasten hadden allemaal een donatie gedaan voor Serious Request Apeldoorn 2017. Zo was een mooie mix ontstaan van kinderen en volwassenen. Het programma dat de CODA-medewerkers hadden samengesteld, was net zo afwisselend. Want op welke camping heb je op één avond een bijzonder concert, verhalen bij het kampvuur en volop knutselen en spelletjes doen?

Maar het begon natuurlijk met de kartonnen tent. Ruimte voor twee personen, ingericht met een dik luchtmatras en voorzien van slaapzakken. “Hoe vaak heb je vandaag gevraagd wanneer jullie naar de camping zouden gaan”, werd er gevraagd aan een van de jongste kampeerdertjes. “Wel 100 keer!”, verzuchtte ze. Maar nu was het zover. Een van de oudere kinderen begon direct met het versieren van zijn onderkomen: naam erop en wat aanvullende – maar tegenstrijdige – mededelingen. ‘Niet inkomen a.u.b. privé’ stond erop. Maar ook ‘Welkom’. Andere tenten waren versierd met bloemetjes en er ontstond tijdens de zaterdagavond zelfs een tent met een complete wereldkaart.

De hele kampeerclub ging eerst naar het optreden van vier jonge slagwerkers van het Nationaal Jeugd Orkest. Prachtig spel! Zelfs papier werd tijdens één van de nummers als instrument gebruikt; helemaal passend bij CODA Paper Art!

Later op de avond werd het ouderwets gezellig. Lekker tekenen, een kaart schrijven naar opa en oma of de buren – dat hoort immers bij op vakantie gaan. Maar ook gezelschapsspelletjes doen of een potje kaarten. En de spannende verhalen van de verteller van het Vertelgenootschap Apeldoorn maakte de dag compleet.

De nacht verliep rustig, al sliep lang niet iedereen goed. Hoe kan het ook: in een vreemde omgeving, een tent die rare geluiden maakt … En toch was het de volgende ochtend alweer vroeg een vrolijke boel: er was een heuse markies die iedereen luidruchtig kwam wekken en nog voor het uitgebreide ontbijt een eindeloze reeks verhalen voorlas. Jong en oud zaten gebiologeerd én geamuseerd te luisteren. Na het ontbijt was het tijd om naar huis te gaan. En zo denken we terug aan veel papier en vooral veel plezier op de CODA Camping!

Beschuit met muisjes

Beschuit-met-muisjes

Mijn moeder kan het zich absoluut niet herinneren, terwijl haar geheugen prima in orde is. Ook mijn oudste zus weet er niets van. Jammer, want samen zouden we vast meer details boven water kunnen toveren. Ik weet het nog als de dag van gisteren en toch is het vandaag precies vijftig jaar geleden.

Donderdagavond 27 april 1967, rond de klok van negen uur. Mijn zusje en ik liggen in bed. Misschien zijn we zelfs al in slaap gedommeld. Logisch, want we zijn 9 en 8 jaar oud, en moeten de volgende dag gewoon naar school. Mijn moeder komt ons slaapkamertje binnen en maakt ons wakker. “Jullie mogen even uit bed komen, want er is een prinsje geboren”, zegt ze. Slaperig en in onze pyjamaatjes gaan we naar de huiskamer. Daar staat een bord met beschuit en muisjes. Dat gaat er wel in! We kijken nog wat naar het televisiejournaal en kruipen dan weer in bed. Een prinsje! Een echt prinsje!

Pas vandaag ga ik op zoek naar oude beelden. Een mooi YouTube-filmpje geeft de sfeer van die tijd goed weer. Journalisten in lange regenjassen en hoeden op. Feest op straat in Utrecht, vlak bij het ziekenhuis. Er is heel wat veranderd in een halve eeuw.

In een digitale krant van 28 april krijgt de geboorte van het prinsje uiteraard alle aandacht. Het is niet alleen een kroonprinsje, maar ook de eerste Nederlandse prins sinds 116 jaar. Binnen de familie van prins Claus is het echter dubbel feest: de zus van prins Claus heeft op dezelfde dag ook het leven geschonken aan een zoon. Kortom: oma Von Amsberg heeft er op een dag twee kleinzoons bij. Zou zij ook beschuit met muisjes gegeten hebben?

YouTube-filmpje over de gebeurtenissen rond de geboorte van Willem-Alexander.

Extra boodschap voor de Voedselbank

20170325-foto 1Op zaterdag 25 maart 2017 was de actiedag voor de Voedselbank Apeldoorn. Maar liefst 175 vrijwilligers waren in touw bij 23 supermarkten. Dat resulteerde in 48 rolcontainers, 557 gevulde kratten, 22.800 producten en € 372,95 aan contanten. Als een van die vele vrijwilligers zette ik mijn ervaringen op papier.

Nog voordat ons marktkraampje goed en wel staat, hebben we de eerste levensmiddelen al binnen. De mevrouw van de drogisterij tegenover de supermarkt waar we vandaag staan, brengt een flink aantal doosjes thee. Ons eerste kratje is gevuld; een goed begin van deze dag!

Daarna gaan Ernst, Harry en ik pas echt van start. We delen boodschappenbriefjes uit, nemen de boodschappen in ontvangst en zorgen er tussendoor voor dat alles soort-bij-soort in de verschillende kratten terecht komt. De zon schijnt volop en de sfeer is goed bij het winkelend publiek.

Zeker 80% van de mensen doet mee aan de actie. Vaak kennen ze de campagne van een eerdere editie of hebben ze gelezen dat deze vandaag wordt gehouden. Wekelijks helpt de Voedselbank Apeldoorn 270 gezinnen. Door allerlei bedrijven worden verse producten geschonken. Men zit echter ook te springen om lang houdbare producten. Vooral die staan daarom op het boodschappenlijstje.

Grapje of serieus

Met een grapje of een serieus antwoord weten we ook de twijfelaars positief te stemmen. Een oudere mevrouw hoort bij die groep: “Ik wil eigenlijk liever iets geven aan giro 555, voor de mensen in Afrika.” Dat kan ik simpel pareren: “Maar misschien kunt u nog een extra boodschap meenemen voor ons. U kunt zelf kiezen wat dat is, en voor 69 cent doet u de mensen van de Voedselbank al een groot plezier.” Even later komt ze breed lachend een pak macaroni brengen.

Op andere momenten staan we verbaasd over de toelichting die mensen zelf geven. Een mevrouw brengt de halve inhoud van haar boodschappentas. “Ik heb tien dingen voor mezelf gekocht; dus ook tien voor jullie.” Even later wordt een boodschappenkar tot bij ons kraampje gereden, met een paar boodschappen in een hoekje. “Alles wat er in het mandje zit is voor jullie, hoor.” Met zes handen maken we het volle mandje vlot leeg. Er zit van alles wat bij: houdbare melk, pannenkoekmeel, koffie, hagelslag, pasta en een zakje pastasaus. Kijk, dat schiet lekker op.

Knip op portemonnee

Natuurlijk zijn er ook mensen die langslopen en niet mee kunnen doen. Een oudere mevrouw: “Nee, het spijt me. De boekhouder heeft me juist van de week gezegd dat ik de knip op de portemonnee moet houden.” Een vader met twee puberdochters vertelt dat zijn gezin juist hulp krijgt van de Voedselbank. “We zijn hard voor jullie aan het werk”, zeg ik hem en wens ze een fijne dag. Een enkele keer is er de vraag of de producten in Nederland blijven. “Ik geef niet voor het buitenland”, vertelt een man. “Dit is bedoeld voor mensen in Nederland die het niet breed hebben. Voor Apeldoornse mensen zelfs”, kan ik hem vertellen. Hij doneert gul.

Jong geleerd

Ouders met kinderen laten de kinderen hun producten bij de marktkraam afgeven. Tussendoor vertellen ze hun kinderen over de Voedselbank. Een enkele puber die met sporttas op weg is naar een wedstrijd doet ook mee. Behalve een paar grote koeken en een flesje sportdrank, heeft hij een pak suiker en macaroni gekocht. Jong geleerd is oud gedaan!In het begin lijkt het wat veel: met z’n drieën bij een niet al te groot supermarktfiliaal. Maar in de loop van de ochtend blijkt dat geen overbodige luxe. Zo hebben we tijd om met het winkelend publiek te praten, en zonodig wat extra met bekenden die langskomen. Dat is juist het leuke van het meewerken aan een actie in je eigen woonwijk. Harry (als boegbeeld van de Apeldoornse Partij voor de Dieren) krijgt slechts eenmaal te maken met een buurtbewoonster die vragen heeft over overlast van bepaalde vogels in haar straat, waardoor de zangvogels het onderspit moeten delven.

Niet aankijken

Natuurlijk zijn er mensen die ons niet willen aankijken of ons niet horen als we hen aanspreken. Ook dat hoort erbij. We richten ons op de mensen die wel reageren. Een enkele keer is er iemand die we gemist hebben bij het binnengaan van de winkel. Ernst reageert quasi-ernstig (what’s in a name?) als een man constateert dat hij zo’n boodschappen al gehaald heeft: “Ja, als ik dat had gezien, had ik natuurlijk direct ingegrepen.” Met een boodschappenbriefje gaat de mijnheer gewoon nog een keer de winkel in. Speciaal voor ons. Een ander lost het op door een pak rijst uit haar bood­schappen­tas te halen. “Maar heeft u nu wel voldoende eten in huis, voor het weekend?”, vraagt Ernst haar. Ze knikt: “Dat zit wel goed; ik kan het best missen.”

Als het tegen half een loopt en een volgend drietal ons komt aflossen, hebben we al heel wat kratten gevuld staan. Een mooi resultaat voor een ochtendje voor de Voedselbank. Wat mij betreft voor herhaling vatbaar.20170328_briefje

20170325-foto 3

 

Vredesvogel

img_5860

Deze dagen is er meer nieuws dan gewoonlijk uit Colombia. De regering en rebellenbeweging FARC tekenden een vredesverdrag. Maar pas als de bevolking ermee instemt tijdens een referendum, wordt het akkoord echt van kracht.

Zulke berichten doen me altijd terugdenken aan onze reis door Zuid- en Midden Amerika, een paar jaar terug. Lang niet alle plaatsen in Colombia voelden veilig. In de stad Cali werden we gewaarschuwd op straat en voelde het ’s avonds onprettig. En meer dan eens waren er herinneringen aan geweld van de afgelopen halve eeuw.

In Medellin, de een na grootste stad, staan veel beelden van de Colombiaanse schilder/beeldhouwer Fernando Botero. Mensfiguren met enorme billen en dijen. Zijn dieren hebben net zulke bijzondere proporties. De meeste beelden zien er koddig uit. Als je er een paar van gezien hebt, herken je Botero’s stijl direct.

De twee vogelbeelden maakten grote indruk op mij. De ene net zo heerlijk bol als de mannen- en vrouwenfiguren. Oorspronkelijk stond-ie er alleen, om een kaal plein wat op te vrolijken. Maar inmiddels zit er een heel ander verhaal aan vast. Bij een aanslag in 1995 was een bom geplaatst tussen de poten van de vogel. De scherven van het bronzen beeld zorgde voor een bloedbad en 23 doden. De Vredesvogel (!) was slachtoffer nummer 24. Het beeld van de opgeblazen vogel is blijven staan, zoals Botero eiste; het is een eerbetoon aan de slachtoffers. Een paar jaar later schonk hij zijn stad een nieuwe vogel. Ze staan nu zij aan zij.

Al die jaren is Colombia een land gebleven van veel oorlog. Ik hoop dat het verdrag en het referendum de aanzet zijn voor echte vrede. Daar is heel wat meer voor nodig dan handtekeningen op papier. Ook twee Vredesvogels.

img_5859

Sandalen

scannen0003

“Het is heel gevaarlijk om te fietsen met sandalen, zoals jullie doen.” We krijgen een ongevraagde advies van een mede-fietser in Maleisië, die al lange tijd onderweg is.

Het maakt me altijd nieuwsgierig als een onbekende zo’n advies geeft. Wij fietsen al maanden met open schoenen. In landen met hoge temperaturen moet ik er niet aan denken om met sokken en dichte schoenen te rijden. Waarom zouden we dat moeten veranderen?

De reden wordt al snel duidelijk: “Een paar maanden geleden heb ik mijn voet gebroken. Het maakte dat ik wekenlang in het ziekenhuis lag en nog steeds heb ik last van de breuk. Vandaar dat ik hier echt niet meer fiets met open schoenen.”

Toch overtuigt dit me niet. Wat was was de oorzaak van die breuk? Ook dat weet de man in een paar zinnen te vertellen. “Ik fietste ’s nachts, zonder licht. En toen reed ik over een dode hond. Zo ben ik gevallen. Met dichte schoenen was mijn voet vast niet gebroken”, besluit hij.

Dan is het onze tijd voor adviezen. De belangrijkste twee passen we al jaren toe: Nooit fietsen zonder verlichting als het donker is. Ook niet ’s nachts doorfietsen tijdens een buitenlandse vakantie. En over een dode hond heen fietsen? Dat moet je al helemaal niet doen!

 

 

 

Bidden helpt

ICE-hulpdiensten

Het weekend is begonnen, de zon schijnt volop. Ik zit lekker met een kan thee voor het huis en hoor twee spelende kinderen uit mijn straat met elkaar praten. In de verte klinkt een sirene. Geen idee of het een brandweerauto is,  een ambulance of de politie.

“Als het geluid heel hard is, is het een heel erg ongeluk. Dan is er iemand gewond”, weet het jongetje, terwijl hij steppend voorbij komt. Hij is niet de oudste van de twee, maar wel erg bijdehand. “En anders is het niet zo erg.” Het meisje, dat er achteraan stept, doet ook een duit in het zakje: “Maar brand is altijd erg. Dan moet de brandweer heel hard rijden.” “Nou,” zegt het jongetje weer, “dan kun je ook bidden.” “Hoezo?” vraagt zij. Het jongetje weet het zeker: “Bidden tot de Heer. Dat helpt.”

Slappeling

CCblogNina

In de boekenwinkel zie ik hem al liggen, als ik wat extra wachttijd heb op het treinstation. Best wel een dik boek, voor iemand die het druk heeft of met het gevoel druk te zijn. En de titel klinkt bijna als een aanklacht: ‘Druk zijn is voor slappelingen’.

Met nog een meter boeken op en onder mijn nachtkastje, weet ik direct dat ik het boek niet zal kopen. Maar als ik een paar dagen later een artikel over het boek tegenkom, hap ik meteen toe. Ik heb het best eens druk, maar ben zeker geen slappeling en dat wil ik graag bevestigd zien.

Het artikel bevat eigenlijk twee adviezen:
1. Stop met het eindeloos e-mailen en steeds weer checken van nieuwe berichten. Gebruik eventueel technologische hulpmiddelen om verplicht offline te gaan.
2. Focus je op een of een paar dingen waar je goed in bent, waar je in wilt uitblinken en waar je gelukkig van wordt. Accepteer dat al het andere soms minder goed gaat.

Zo, dat is lekker overzichtelijk. Aan de slag!

Ondanks drukte nog tijd voor het lezen van het artikel ‘Druk zijn is voor slappelingen’ in Intermediair Magazine? Kijk op http://www.intermediair.nl/weekblad/20160324/#2 

Getriggerd tot het lezen van het hele boek? Maak dan eerst een wandeling of een fietstochtje naar de boekhandel. Nee, niet met de auto. Je bent toch geen slappeling!

Geen Blokker-hart

 

blokker-photo1

V&D is failliet en ook met Blokker gaat het niet goed, lees ik op zaterdagmorgen in de krant. Maar het roer gaat radicaal om bij de huishoudketen: het logo wordt moderner en de winkels moeten kwaliteit uitstralen. Intussen worden er opnieuw een paar honderd mensen ontslagen. Ik hoop voor alle betrokkenen dat het lukt.

Op zaterdagmiddag ben ik in een Blokker-winkel. Voor mij bij de kassa staat een vader die een grote doos wil afrekenen. Ik weet niet precies wat erin zit; een of ander huishoudelijk apparaat met een stekker eraan, lijkt me. “Dat is 37,95”, zegt de medewerker achter de kassa. Het is een jongen van een jaar of 18. Misschien een medewerker; hij zou ook stagiair kunnen zijn. “Hee, dat is vreemd”, zegt de man. In het rek staat dat het 35 euro kost.” Hij kijkt zijn kinderen aan. De jongen en het meisje van een jaar of 16 knikken bevestigend. “De kassa zegt toch echt 37,95,” herhaalt de kassamedewerker, “en dat is de prijs.” Er gebeurt even niets.

Dan loopt de zoon naar het pad waar de doos vandaan komt, maakt een foto met zijn mobieltje en komt terug met het bewijs. Op het prijskaartje staat 34,95. Hij laat de foto zien aan de jongen achter de kassa. Die reageert alleen door zijn schouders op te halen. “Ja, dat vind ik toch vervelend,” zegt de vader weer. “Ik vond het eigenlijk al wat te duur en nu gaat het nog meer kosten.” Er gebeurt niets. De jongen maakt geen verontschuldiging omdat er kennelijk een prijskaartje in de winkel staat dat niet klopt. Hij doet geen poging om zijn leidinggevende te laten bemiddelen of de zaak op een andere manier op te lossen. “Dit staat in de kassa en dat is de prijs.” De vader keert zich om en samen met zijn kinderen verlaat hij de winkel. Zonder iets te kopen.

Ik zie het met verbazing gebeuren en kan het niet laten er iets van te zeggen. “Dat is nou ook wat zeg! Dat je zo’n klant voor 3 euro laat lopen.” De jongen blijft onbewogen. Op zijn gezicht zie ik totaal geen emotie. Ik reken af en betaal een euro. Gelukkig staat het goed in de kassa.

Ik hoop oprecht dat de winkelketen het gaat redden met een nieuw ‘look’ en een kwalitatief hoogwaardig assortiment. Maar als personeel met jarenlange ervaring en een ‘Blokker-hart’ wordt ontslagen, blijven er medewerkers over die geen gevoel hebben voor service en die klanten niet kunnen adviseren. Ik heb er een hard hoofd in …

Twee weken later zie ik onderstaand filmpje, dat half april is uitzonden op het NOS journaal. Nu vrees ik dat het op alle fronten mis gaat.

 

Giro-roze

20160406_094908

Afgelopen week was ik bij het Schrijfcafe, met als thema fietsen en de Giro d’Italia. (Hoe kan het ook anders, in de aanloop naar het spektakel begin mei.) In korte tijd schreef ik verschillende korte teksten en zelfs gedichtjes. Geen rijmelarij, maar andere vormen. Erg leuk om mee bezig te zijn en dat vonden de andere deelnemers ook.

Een deel van mijn resultaat:

 

WOORDGEDICHT

Voor een woordgedicht kies je een willekeurig woord. De losse letters daarvan schrijf je ieder op een nieuwe regel. Daarna ga je aan de slag om elke regel te laten beginnen met de letter op die regel. Sluit af met het beginwoord.

 

WILDBREISELS
W    Wind
I       In de wielen
L      Langs de wildbreisels
D      De vrolijk versierde
B      Brede straten, een
R      Roze route
E      En enthousiaste mensen
I       In de
S      Stad Apeldoorn, de
E      Enige plaats in het
L      Land, waar de Giro d Italia
S      Start
WILDBREISELS

 

TWEE ELFJES

Een ‘elfje’ is een wooordgedicht met 5 regels en een een vast aantal woorden per regel (resp. 1-2-3-4-1), zodat het totaal 11 is. Vandaar de naam van deze dichtvorm.

 

Fiets
Twee wielen
Langzaam of snel
Voor mij symbool van
Onafhankelijkheid

 

Giro
In Apeldoorn
Iedereen in actie
Voor een geweldig feest
Knalroze

 

Nu even niet

IkPas bandje

Vol trots draag ik mijn blauwe IkPas-bandje. Het is een handig hulpmiddel om andere mensen te laten weten dat ik 40 dagen geen alcohol drink. Maar dat valt me niet altijd mee.

‘Denk na over wat je gaat drinken als alternatief voor alcohol’, is een van de IkPas-adviezen bij de start. Dat doe ik en dus bestel ik sinaasappelsap bij kroegbaas Jan. Het lijkt me een goed begin van een lange avond met vrienden. “Ik zal eens even kijken of ik dat wel heb”, is zijn eerste reactie. Kennelijk verkoopt hij het liefst bier. “Ach,” zegt Conny, “toen ik net vroeg om Campari, zei Jan hetzelfde.” Maar het zit goed met de voorraad en zo zitten de mannen aan het bier, Conny aan haar rode drankje en ik met een sapje.

Zaterdag in de pizzeria kan ik mijn familieleden ook niet verleiden om met me mee te doen. Integen­deel zelfs. “Wij drinken jouw deel van de wijn wel op, hoor”, zegt mijn zusje opgewekt. Als mijn glaasje fris even later leeg is, heb ik wel zin in wat water bij mijn pizza. De serveerster is echter onverbiddelijk: hier wordt geen kraanwater geschonken. Ik kan kiezen uit bronwater met of zonder prik. Maar nee, dat is tegen mijn principe. Het is kraanwater of niets. Ik blijf dus op een droogje zitten. Ja, die principes…

Natuurlijk ben ik vol goede moed begonnen en zal ik het echt volhouden. Met de ervaring van vorig jaar, weet ik nu dat eten met mijn eetgroep volgende week reuze gevaarlijk kan zijn. Toen zei ik daar zonder nadenken “Ja hoor” toen me werd gevraagd of ik een glaasje witte wijn wilde. En pas bij het tweede glaasje ging ik nadenken. Zo gaat het dus, dacht ik toen. Het is ook zo gewoon, zo gemakkelijk. Maar nu even niet!

Goudgele taxi

Trein NS

Reizen met de trein is beslist geen straf. Natuurlijk, een enkele keer is-ie te laat en sta ik te blauwbekken op een winderig perron. Een heel enkele keer komt de trein helemaal niet. Maar over het algemeen bof ik; op mijn route in spitsuren van A naar B sta ik nooit opgehokt.

Een ritje in de trein is dus een relaxed begin van de dag, met een krant of tijdschrift. Je hoort en ziet andere passagiers en treinpersoneel. Maar wat je hoort is niet altijd voor iedereen bestemd. Ik herinner me nog een tenenkrommende situatie van een aantal jaren geleden. Mobiele telefoons zijn dan al gemeengoed; stiltecoupes nog niet. In de trein zit een meisje met een enorm Haags accent met haar Twentse vriend. Zij belt, terwijl ze zelf niet in de gaten heeft dat ze erg hard praat: “Ja, maar mam, ik kan er toch ook niets aan doen dat ik ongewild zwanger ben geworden.” De hele coupe moet meeluisteren…

Een ander moment in de goudgele taxi. (Prachtige term, die ik ooit hoorde van een student.) Mijn trein moet wachten op een aansluiting en het treinpersoneel overlegt wat. De een: “Het stoptreintje is te laat. Heeft wurgcontract met Connexxion.” De ander reageert: “Ja, ik heb contact gehad. Ze noteren het en dat gaat dan naar de evaluatie. Dat is het ronde archief.” Duidelijk gevalletje waarbij het knopje van de intercom vergeten is…

Toch is er ook wel vrolijks onderweg. Gisteren klonk direct na een overstap een opgewekt omroepbericht: “Goedendag. Vandaag is er railcatering in de trein en die cateraar ben ik! Zo dadelijk kom ik bij u langs met dranken en versnaperingen, die u natuurlijk ook wilt hebben.” En even later stapt er inderdaad een hipster de coupe binnen, die zich nogmaals op onconventionele wijze voorstelt. “Goedendag, hier ben ik: uw favoriete railcateraar! Ik heb koffie, thee, frisdranken, gevulde koeken en andere primaire levensbehoeften, zoals powerbanks om uw mobiele apparaten weer tot leven te wekken.” Ik vind het een geweldige introductie! Misschien heeft deze jongen de baan geaccepteerd bij gebrek aan iets anders. Wellicht is dit niet zijn route naar een gloedvolle carrière. Maar hij maakt er wat van. Dat wil ik vaker horen!

Win-winsituatie met bruine bonen

Chili con carne muntyoughurt

Ruim dertig jaar geleden sloten mijn ouders hun melkwinkel in Den Haag. Een kwart eeuw waren ze dag en nacht bezig geweest met melk en melkproducten, met kaas en kruidenierswaren. En met hun klanten uiteraard. Maar de supermarkten waren in opkomst, de klandizie liep terug. Mijn vader had een baan gevonden en de winkel moest leeg.

In diezelfde tijd was ik leidster bij een scoutinggroep, die jaarlijks een groot groepsweekend organiseerde. Voor welpen en kabouters, gidsen en verkenners én hun ouders. Dat betekende heel veel brede bruine boterhammen en een warme maaltijd voor 125 personen. Ga daar maar eens aan staan, dachten veel mensen. Maar ik zag het als een uitdaging, want ik had nog nooit voor zoveel mensen gekookt. Bovendien was het een win-winsituatie, want de winkel van mijn ouders moest leeg.

Op de donderdagavond voor het kampeerweekend zette ik de hele voorraad bruine bonen uit de winkel in de week. Een dag later maakte het kooktoestel van mijn moeder overuren: de ene na de andere pan met zacht pruttelende bonen stond op het gas.

Gewapend met een auto vol boodschappen ging ik op zaterdag kamperen. Het keukenteam toog driftig aan de slag met uien, gehakt, tomatenpuree, paprika’s, chilipoeder en groene salade. Alles alweer in enorme hoeveelheden. Wat hadden we een plezier bij al dat hakken, snijden en roeren. En wat makkelijk dat er niets meer hoefde te gebeuren aan de bruine bonen; ze konden er zó bij. Tegen half zeven kon iedereen eten. En de pannen? Die gingen helemaal leeg!

Nog steeds is chili con carne een van de weinige peulvruchtgerechten die mensen kennen. Nog steeds is het lekker, zeker als je wat variaties probeert. Wat te denken van Chili con carne met muntyoghurt?

  • Komijnpoeder geeft het echt een extra twist. Aanrader!
  • Liever geen vlees? Goed idee! Laat het gehakt weg en voeg avocado toe.
  • Niet veel tijd om te koken? Met bruine bonen uit blik is je chili in een half uur klaar. En net zo gezond!
  • Meer dan acht eters? Gewoon alles met 15 vermenigvuldigen, dan is het voldoende voor 125 personen.

Eet smakelijk!

Drie gouden regels

IMG_3126

Als fietser doe je het niet snel goed. Op de racefiets rij ik te hard en schrikken oudere fietsers van me. Gebruik ik mijn bel om hen op tijd te waarschuwen, dan horen ze het niet. “Je had even moeten bellen”, roepen ze, als ik hen voorbij zoef, uiterst links op het fietspad. Ik neem het advies ter harte en bel een volgende keer wat eerder en iets nadrukkelijker. Zíj kijkt eerst om. En dan nog eens, om het zeker te weten: “Henk, een wielrenner. Even aan de kant”. Intussen zit ik al bijna op hun nek. Dus pas ik vaak de harde aanpak toe: lang van tevoren flink tringelen. De reactie die dat oproept, ken ik inmiddels: “Nou, nou, wat een haast heb je. Hou eens wat meer rekening met anderen!”

Elektrische fietsers in de stad hebben het omgekeerde effect. Ik zwoeg op mijn oude stadsfiets en zij wanen zich ‘king of the road’, met hun stekkerfiets. De ene na de andere senior racet mij zo voorbij. De fiets lijkt op cruise control te staan, doorlopend op de maximumsnelheid. Het reactievermogen van veel e-bikerijders is niet meer honderd procent; de motoriek idem dito. Even over de schouder kijken voor het links afslaan is er ook niet bij. Dat een spiegel aan het stuur dan een handig hulpmiddel is, heeft niemand nog bedacht. Je hand uitsteken als je wilt afslaan? Dat zie ik geen enkele fietser nog doen. Kortom: in de stad ben ik degene die zich groen en geel ergert aan ouderen op hun e-bikes. Ik reageer agressief, terwijl het fietsen mijn hoofd juist leeg moet doen waaien.

Kan het ook anders? Vast! Soms verlang ik terug naar het zuiden van Vietnam; naar Ho Chi Minh City. Die stad is druk, chaotisch zelfs. Auto’s, scooters, brommers en fietsers… Al het verkeer beweegt zich als een zwerm door de straten, in een rustgevend laag tempo. Zo kan het gebeuren dat een flinke groep fietsers en brommers een groot kruispunt gaat oversteken. Van rechts komt een fietser die zich – heel wonderlijk – tussen al het andere verkeer door beweegt. Er valt geen onvertogen woord. Hier gelden kennelijk drie gouden regels om alles in goede banen te leiden: ‘Let alleen op het verkeer voor je’, ‘Geef anderen de ruimte’ en ‘Hou je rustig’. Ik ga dat zelf ook maar eens toepassen. Dan hou ik plezier in het fietsen… en anderen ook.

Regen op zaterdag

scannen0006Het regent niet vaak op zaterdag en dat is maar goed ook. Ergens in september gebeurde het voor het eerst dit jaar en gisteren heb ik weer een kruisje moeten zetten op de kalender. Géén weer om een heel eind te fietsen of te wandelen. Géén zin om te winkelen of te klussen in huis. Wat dan? Vakantiefoto’s plakken!

Bij het bekijken van de foto’s vergeet ik dat buiten de regen met bakken uit de hemel valt. Ik mijmer weg en denk terug aan al die dagen dat de zon in Frankrijk bijna onbeperkt leek te schijnen. Al bij het opstaan staat hij hoog aan de hemel en dat blijft zo tot de avond. Dan genieten we van wijn, lokale kaasjes en olijven. We fietsen bijna vier weken lang, eten elke dag gebak en stapelen zo energie om al die cols te kunnen bestijgen. De eerste keren is een top die vier kilometer verderop ligt, nog een hele prestatie. Een paar dagen later gaan we onbekommerd van start bij het bordje dat aangeeft dat er nog acht kilometer te gaan is tot de piek. Naar boven rijden is hard werken, vind ik, naar beneden is het alleen maar genieten. Dan lijkt er dubbel zoveel tijd te zijn om rond te kijken. We zien dorpjes die vastgekleefd lijken aan de bergen, de Mont Ventoux van alle kanten, eindeloze hoeveelheden linden­bloesem en rijpe kersen. We rijden tussen grote kuddes schapen en geitjes, maar ook langs velden met felgele bremstruiken. “Ik moet me altijd blijven herinneren hoe de geur is”, denk ik als Bert daar een foto van me maakt.

Ik schrijf die zin op bij een foto in mijn album: ik op de fiets, tussen al dat stralende geel. Buiten regent het nog steeds en wordt het donker. Nog lang niet alle foto’s zijn ingeplakt. Het moet vaker regenen op zaterdag. [1999]

Bekeurd in België

scannen0006

Toen ik een jaar of twintig was, fietste ik bijna elke zomervakantie één of twee weken. De ene keer met een zusje, het andere jaar met een vriendin, en vaak met allebei. Vooral in het begin bleven we in Nederland: een rondje IJsselmeer, een tocht naar Terschelling of kris­kras door Brabant. Later verlegden we onze grenzen. Via de Zuid-Hollandse, Zeeuwse en Belgische kust kwamen we bijvoorbeeld in een dorpje net over de Franse grens terecht. Mijn zusje toverde toen, tot ieders verrassing, een paar Franse franken tevoor­schijn. Op een zonnig terrasje genoten we van een echte ‘café au lait’, om direct daarna de grens weer over te steken – voor de reis terug. De foto’s van die eerste vakanties zijn inmiddels vervaagd maar bepaalde herinneringen zeker niet.

In het fotoboek heb ik een ontvangstbewijs geplakt. ‘Koninkrijk België’, ‘Politie van Verkeer’ en ‘onmiddellijke inning in geld’. Resultaat van een vakantie met fiets­vriendin Ans in 1987, die door het stadje Leopoldsburg leidde. Terwijl ik een eenrichtingsbord negeerde en tegen het verkeer in fietste, kwam een politieauto ons tegemoet. Een agent met grote krulsnor stapte uit en hield ons staande. En dat niet alleen: we werden gesommeerd mee te gaan naar het kantoor van de rijkswacht, direct om de hoek. De fiets moest op de binnenplaats geparkeerd worden en het zware metalen hek viel met een klap achter ons dicht. Boeink! Ik voelde me een zware crimineel.

Eenmaal binnen wees snorremans ons twee stoelen en ging zelf aan de andere kant van het eikenhouten bureau zitten om uit te leggen dat we in overtreding waren geweest. Ja, ja, dat was dan wel zo, maar in Nederland zou dat snel op straat even afgehandeld worden. Intussen had Ans me fijntjes laten weten dat het dom was geweest om een eenrichtingsstraat in te rijden. “En jij dan?,” was mijn verweer. “Jij fietst constant door rood.” Maar nee, dit was anders, want nu waren we in België en daar werd streng op buitenlanders toegezien. “De ANWB waar­schuwt daar vaak genoeg voor in haar blad,” zei Ans nog. Alles goed een wel, maar die stukjes had ik niet gelezen.

Onze stemming daalde en bereikte even later het nulpunt. Bromsnor had de nodige papieren ingevuld en liet ons weten dat we elk 750 Belgische francs (zo’n 40 gulden) moesten betalen. Ik kon mijn oren niet geloven en we vonden het belachelijk veel geld. In Nederland waren we misschien met 15 gulden beboet, maar zeker niet meer, was onze stellige overtuiging. Een praktisch probleem was dat we dat bedrag niet meer bij ons hadden in Belgisch geld, maar na overleg met zijn superieur konden we ook met Nederlands geld betalen. Met flink veel tegenzin legden we samen 80 gulden op het bureau en in ruil daarvoor kregen we elk een ontvangstbewijs dat we goed moesten bewaren. “Tot wanneer?,” vroeg ik, alsof dat een logische vraag was op dat moment. Het antwoord staat in mijn geheugen gegrift: “Tot ver in de jaren negentig,” klonk het op zijn Vlaams en met veel nadruk op ‘ver’. Hoewel we boos waren op de rijks­wacht, ik kwaad was op mezelf en we echt baalden dat we zó snel zoveel geld kwijt waren, moesten we allebei moeite doen om niet in lachen uit te barsten. De jaren negentig? Die waren voor ons gevoel nog oneindig ver weg!

Inmiddels heeft het ontvangstbewijs de eenentwintigste eeuw moeiteloos gehaald. Bovendien heb ik in Nederland verschillende bekeuringen gehad in de tijd dat ik een auto had; nooit voor overtredingen met de fiets. Maar zo’n simpel papiertje zoveel jaren bewaren? Daarvoor moet je in België zijn. Of naïef, zoals ik.

In de bonen

IMG_3402

2016 is uitgeroepen tot het Jaar van de Peulvruchten. En niet alleen in Nederland. Het is een initiatief van de Verenigde Naties, en dus: International Year of the Pulses. Weer een nieuw woord geleerd, want dat ‘pulses’ zat niet in de woordenlijst op de middelbare school. Wel vraag ik me af wat Bartje (“Ik bid nie veur brune bonen”) ervan vindt. Het jochie laat al jaren niet meer van zich horen; heeft zeker geen Twitter-account. Ik ga desondanks enthousiast aan de slag om regelmatig iets met bonen te maken.

Huisgenoot Bert stribbelt wel wat tegen. Elke week? Oké, we beginnen op halve kracht.  Elke twee weken iets met peulvruchten moet toch kunnen? Vooral nu ik weet dat er meer te kiezen valt dan alleen de bekende gedroogde peulvruchten: bruine bonen, erwten, kapucijners, linzen en kikkererwten. Het kunnen ook verse peulvruchten zijn: doperwten, peulen, sperziebonen en kousenband.* Of kiemgroente: alfalfa en taugé. En dan zijn er nog sojaproducten: miso, sojabonen, sojadrink, sojameel, sojasaus, tempeh en tofu. Zelfs pinda’s kunnen (ja, echt waar), want die zijn biologisch gezien onderdeel van de peulvruchtenfamilie. Dit hele overzicht las ik op de website I am a foodie.

Op de website van Allerhande deed ik een nog een verrassender ontdekking. Als je daar de zoektekst ‘peulvrucht’ intypt, komt er – naast de bekende bonenschotels – ook rijstevlaai tevoorschijn. Nou, daar kan ik Bert wel mee plezieren… Totdat blijkt dat de gedroogde bonen in dat recept alleen nodig zijn om de taartbodem in vorm te houden.

Dus maak ik in de eerste week van het jaar een vrolijk bonenmengsel met mais, paprika,  nog meer kleurigs en flink wat pittigheid. Heerlijk met Mexicaanse taco’s, een beetje zure room en geraspte kaas. En vanavond zet ik mijn eetgroep een nieuw experiment voor. Officieel is het ‘Beansalad in a jar’; bij mij wordt het gewoon ‘Bonensalade in een glaasje’. Daarvan heb ik nog geen foto, maar voor inspiratie kun je een kijkje nemen op de website van de Bruine Bonenbende (portfolio/beansalad-in-a-jar). Eet smakelijk!

∗ Toen deze tekst al klaar was, hoorde ik van mensen die het ook kunnen weten dat groenten als sperziebonen niet onder peulvruchten vallen.  Dat geldt alleen voor de boontjes in de peul. Sperziebonen zijn groenten.

 

Geen BH-dag

kalender 4

Wie kent ze niet: het ‘Jaar van de ouderen’, de ‘Week van de Lentekriebels’ en ‘Nationale Gedichtendag’? Inderdaad: in 2012 stonden de senioren het hele jaar extra in de belangstelling;  van 14 tot 18 maart 2016 is er elke dag een les over relaties en seksualiteit voor kinderen in het basisonderwijs; op 28 januari zijn er vast meerdere mooie gedichten in de media.

Alle dagen, weken en maanden die worden georganiseerd door bedrijven of organisaties staan sinds een paar jaar op een grote kalender. Want er is zo ongeveer een vierkante meter papier nodig om al die thema’s op een rijtje te krijgen. Handig is dat de kalender niet alleen op papier bestaat, maar dat-ie ook op internet te vinden is (http://www.issuekalender.nl/).

Voor lollige BN-ers kan elke dag of week aanleiding zijn voor een grapje. Zo twitterde Raemon Sluiter (@raemonsluiter) op 4 januari: “Lees net dat het vandaag Wereld Braille Dag is. Zal alles wel tot in de puntjes geregeld zijn.” Dat belooft nog wat voor Niet-Winkeldag (26 november) en de Europese dag van Alarmnummer 112 (op 11 februari, inderdaad: 11-2).

Op de website kun je over elk thema nog iets extra’s lezen of de dagen per categorie tevoorschijn toveren. Wel bijzonder dat de Week van de Psychiatrie onder ‘overig’ te vinden is, terwijl er ook een categorie ‘welzijn en gezondheid’ is. Een suggestie van mijn kant zal vast helpen om dat te veranderen… Voor de ‘geen BH-dag’ is de keuze moeilijker: ‘veiligheid’, ‘welzijn’, ‘kunst en cultuur’? Maar wat is er mis met ‘ontspanning en plezier’ of ‘wetenschap, innovatie en technologie’?

Naast de Issuekalender is er de ‘Nationale Discussie- en Ophefkalender‘, die is samengesteld door een Castricums gemeenteraadslid. Hij voorzag dat er op enig moment in het jaar voor het eerst kerstmuziek gedraaid zou worden of ‘de ergste stormdag ooit’ aan zou breken. Die vaste ritueeltjes heeft hij op een rijtje gezet. Toch haalt deze kalender het niet bij de Issuekalender.

Twee dingen kan ik al verklappen: aan ‘geen BH-dag’ zal ik niet meedoen en een blog over het ‘Jaar van de Peulvrucht’ is in de maak.

Turks vet

2000 Turkije fietsenOnze vakantie loopt ten einde als het freewheel van Bert’s fiets kuren begint te vertonen. Erger zelfs: het functioneert helemaal niet meer. Zolang we heuvelop gaan of over een redelijk vlakke weg rijden, is er niets aan de hand. Maar bergafwaarts gaan en dan heel snel moeten ronddraaien met je benen, is echt niet fijn. Bert kan en wil de boel repareren. Dan hebben we wel wat kogellagervet nodig en dat zit niet in onze standaard reparatie-uitrusting. Gelukkig zijn we op zaterdagmiddag in het stadje Yozgat. De winkels lijken hier soort bij soort gerangschikt te zijn. Na de groentewinkels en supermarktjes, zijn er vele met huishoudelijke artikelen en gereedschap. Er is van alles te koop, maar het vet dat we zoeken, lijkt er niet te zijn.

Met ons woordenboekje, het gebruikelijke handen- en voetenwerk en de onmisbare hulp van de plaatselijke bevolking stappen we even later bij een fietsenmaker binnen. Een onooglijk klein en rommelig zaakje. De ene helft bestaat uit roestige fietsen die op herstel wachten. Voor de andere helft komt de redding wellicht al te laat. In de chaos werken twee mannen die beiden een en al aandacht hebben voor ons, twee westerlingen. Weer noemen we het woord voor ‘vet’ uit het woordenboekje: “yağ”. Vragende blikken en een groot aantal suggesties volgen. De ene man wijst een nieuwe fiets aan, de ander de ketting. Ze noemen woorden die wij niet verstaan en zeker niet bedoelen. Er komen wat losse onderdelen uit de kast en Bert probeert voor de zoveelste keer uit te leggen wat de bedoeling is: “Kijk, dit onderdeel van mijn fiets werkt niet meer. Straks heb ik die losse kogeltjes en dan…”

Ineens gaat het licht schijnen bij een van de mannen. “Ah, gressia!” roept hij verheugd. Uit een wandrek pakt hij een plastic pot en opent hem. “Tamam!”, roept Bert. Hij herhaalt het woord: “gressia”. Het klinkt zo vertrouwd, net zoals het Engelse ‘grease’. Dit is het vet dat we nodig hebben. Dan gaat alles razendsnel. Uit de vuilnisbak wordt een stukje plastic gevist, een oude spaak dient als lepel. “Genoeg?”, vraagt de man met zijn ogen. Het is perfect zo. Met een groot stuk krant om het plastic bolletje heen wordt het verpakkingsritueel afgerond. Voor de vorm sta ik klaar met mijn portemonnee. Maar eigenlijk weet ik het antwoord al: “Nee hoor, graag gedaan, het was ons een eer.” Maar dan in het Turks.